| |
| |
| |
Het Leven van Napoleon Bonaparte, door Sir W. Scott. Uit het Engelsch vertaald, door J.G. Swaving. Vde, VIde en VIIde Deel (in 2 Stukken). Te Dordrecht, bij Blussé en van Braam. 1827, 1828. In gr. 8vo. Te zamen 1658 bl. f 11-20.
Van de vier eerste Deelen dezes vermaarden werks hebben wij vroeger verslag gedaan. Die, welke thans voor ons liggen, bevatten wel het belangrijkste gedeelte; de veroveringen van napoleon buiten Frankrijk, van den vrede van Amiens tot op het verlies van Duitschland, na den slag bij Leipzig. In zijne vorige veldtogten had hij zichzelven den weg gebaand tot het hoogste gezag over Frankrijk en Opper-Italië; thans wilde hij zich door een' stoet van Vassalen, of leenroerige en afhankelijke Staten, omringen, en verkrachtte daartoe beurtelings de onafhankelijkheid van Zwitserland, Baden, Wurtemberg, Beijeren, geheel Zuidelijk Duitschland, dat hij in een zoogenaamd Rhijnverbond vereenigde, Napels, Holland, Saksen, Pruissen, Deenemarken, Portugal, Spanje, Rome, de Hanzesteden en Noordwestelijk Duitschland, en plaatste daarin zijne Broeders en Zwagers, of zichzelven, als onmiddellijk Opperheer. Hij had de zinneloosheid zelfs, tot zijns Broeders zoontje te zeggen, dat de eerste pligten der Vorsten, aan welke hij die kroonen schonk, jegens hem, de tweede jegens Frankrijk, de derde eindelijk omtrent hunne Onderdanen waren. Geen tiran heeft nog ooit zóó schaamteloos gesproken! Doch deze hoogmoed moest tot den val geleiden; en wij zien dan ook hier het verlies aller buitenlandsche veroveringen, met zoo veel moeite in negen jaren verkregen, en den afval aller schijnbare
Bondgenooten, in de twee veldtogten van Rusland en Saksen in 1812 en 1813. Eene allezins waardige taak voor een' Geschiedschrijver als walter scott. Over 't algemeen is die taak ook, zoo ver wij daarover uit de
| |
| |
middelmatige vertaling oordeelen kunnen, naar behooren vervuld. Nogtans verloochent zich de Brit in geenen deele. De oorlogsverklaring van Engeland aan Frankrijk in 1803 zoekt hij uit de voorafgaande handelingen van napoleon volkomen te regtvaardigen. Doch ondersteld, dat Engeland daarin ten volle gelijk had, waarom dan niet gezegd: ‘Gij wilt Piemont behouden? goed! wij zullen Malta niet teruggeven, vóór dat gij dat land aan deszelfs regtmatigen bezitter hergeeft’? Men behoefde daarom het beruchte Ultimatum van 36 uren niet voor te schrijven, noch zich te haasten, om zelf den oorlog te verklaren, niet slechts aan Frankrijk, maar ook aan de onschuldige Nederlandsche Republiek. Doch men moest zich haasten, om de rijkgeladene bodems, die uit Oost en West te huis gewacht werden, waaraan Frankrijk, en vooral Holland, na langen stilstand, hunne schatten hadden te koste gelegd, magtig te worden, eer zij van den oorlog konden berigt hebben. Van dezen schandelijken roof, op vreedzame ingezetenen gepleegd, die meenden, op de goede trouw der verdragen hun goed aan de zee te mogen vertrouwen, daarvan spreekt Sir walter scott geen enkel woord. Het is, alsof het slechts zoo behoort; en nog durft hij zeggen, dat Engeland den voorspoed onder anderen van Holland wenschte! Ja, wanneer die voorspoed iets tot dien van Groot-Brittanje kon bijdragen; anders heest het nimmer middelen ontzien, om dien te vernielen. - Den schandelijken aanval op de Spaansche Registerschepen, op bevel van pitt, te midden des vredes, waardoor een groot
Spaansch Oorlogsschip in de lucht vloog (1804), kon men niet geheel onvermeld laten; maar ook deze gruwel der ongeregtigheid wordt zoo veel mogelijk vergoelijkt. En eindelijk - wij konden naauwelijks onze oogen gelooven - de snoode togt naar Koppenhagen in 1807, die met napoleon's grootste onregtvaardigheden gelijk staat, en waardoor men, in vollen vrede, onder den schijn van eene geheime overeenkomst tusschen Frank- | |
| |
rijk en Rusland te willen beletten, die vloot maar zelve wegnam, en daarbij de Hoofdstad des Rijks, van eenen vreedzamen, onbeleedigenden Staat, gedeeltelijk in de assche legde, - dit zijn de groote bedoelingen, het groote krachtbetoon, door scott met ophef (VIde D. bl. 15) vermeld; en de onloochenbare daadzaak (bl. 16) dier geheime verbindtenis berust slechts op vermoedens, die nimmer door een echt stuk bewaarheid zijn, 't welk de Britsche Regering toch voor hare eer had moeten bekend maken. De groote roof, een feit zoo snood als eenig in de geschiedenis der schendingen van het Volkenregt, wordt (bl. 18) dus vermeld: De Deensche vloot werd buiten het bereik van den grooten overweldiger gesteld (!!!) Men zou die, zegt scott, na den vrede hebben teruggegeven. Ja! zoo als de Hollandsche vloot aan de Helder, op naam van den Prins van Oranje in het Nieuwe Diep overgegeven, waarbij de schepelingen wel geen denkbeeld hadden, dat die aan de Britten zou komen. Andere bewijzen der eenzijdigheid des Schrijvers ten aanzien van Engeland, zoo als de verdediging van de zoogenoemde Engelsche zeeregten en kaperijen, (bl. 326 van
het Vde Deel) gaan wij voorbij.
Zoo is dan walter scott hoogst eenzijdig, waar de snoodheden en plunderingen zijner landgenooten moeten verhaald worden; doch, als gevoelde hij zelf het onregt hiervan, stapt hij daarover altijd zoo kort mogelijk heen, terwijl hij veel langer vertoeft bij de misdaden van napoleon. Nog iets: hij verhaalt, ondanks zijne doorgaande onpartijdigheid omtrent dezen, veel uitvoeriger de rampen en tegenspoeden van denzelven, dan zijne overwinningen. Zoo loopt b.v. het Vde Deel alleen over het tijdstip tusschen Amiens en Tilsit (1802-1807), en napoleon's rampen beginnen reeds met het VIIde, en zullen nu nog twee Deelen beslaan. Maar, aan den anderen kant, worden van wellington in Spanje slechts de vroegere krijgsbedrijven met eenige uitvoerigheid gemeld; de latere, zoo als de overwinningen bij Salamanca en Vittoria, worden, als aan zijne landge- | |
| |
nooten genoegzaam bekend, slechts aangestipt; en wij hebben gezien, dat de Schrijver in de vorige Deelen napoleon's veldtogten in Italië zeer uitvoerig geboekt heeft: zoodat hier geen opzet schijnt te hebben plaats gehad. Uitvoerigst nogtans - en met reden - is de beschrijving van den Russischen veldtogt in de twee Stukken van het VIIde Deel. De Schrijver ontwikkelt daarin eene zeer naauwkeurige kennis van het terrein, en zet den loop der gebeurtenissen zeer goed en duidelijk uit elkander. Zijnen stijl wisselt hij gedurig af door beelden en vergelijkingen, die den Dichter verraden, en waarvan sommige treffend juist, doch ook andere meer spelingen van het vernuft zijn. En wat nu den geheelen indruk betreft, dien hij ons van zijnen Held geeft, wij gelooven, dat hij daaromtrent der waarheid zeer getrouw is gebleven. Dat de Franschen ten hoogste
misnoegd waren, omdat hij hunnen Afgod, ontdaan van den valschen glans zijner zegepralen en den damp van wierook, dien hunne vleitaal rondom hem verspreid had, in zijne naaktheid durfde ten toon stellen, is te begrijpen; maar scott doet doorgaans aan zijne groote talenten regt wedervaren; hij maakt even zeer gebruik van zijne Bulletins als van die zijner vijanden (b.v. in het verhaal van den veldslag van Leipzig); hij bewondert de standvastigheid, welberadenheid en gelijkmoedigheid van napoleon in dezen beslissenden strijd (VIIde D. bl. 861), en laakt daden, van de andere zijde, die destijds zeer toegejuicht zijn geworden, en die ook, uit het standpunt der daders, en alle omstandigheden in aanmerking genomen, zeer wel kunnen verdedigd worden; namelijk het overloopen der Saksers te midden van den Leipziger slag, en de niet bekrachtiging van den vrijen aftogt der bezettingen van Dresden en Dantzig. (VIIde D. bl. 863, 895, 896.) Doch in de bedoelingen van den veroveraar ziet hij nergens iets, dan voldoeningen aan plannen van eer- en heerschzucht, en niet, gelijk diens bewonderaars, groote ontwerpen tot een beter lot voor Europa. Ook durft hij, met al zijnen eerbied voor napoleon's talenten als krijgsman, in welk opzigt hij hem
| |
| |
volkomen regt laat wedervaren, het plan van zijnen Russischen veldtogt ten sterkste berispen; hij wederlegt uitvoerig diens beweerde, dat alleen de onverwachte sneeuw vlagen en de vroeger dan gewoonlijk invallende winter de oorzaken zijner rampen geweest zijn. Integendeel doet hij ten stelligste zien, dat slechts eigene onvoorzigtigheid en gebrek aan behoedzaamheid bij den intogt in Rusland of Russisch Polen, eene landstreek, die men niet kende, gevoegd bij snelle en voor zulk een leger, verstoken van genoegzame levensmiddelen, vernielende marschen, en eindelijk een onberaden vertrouwen op zijne gelukster en op de zwakheid van alexander, hem eerst onbesuisd naar Moskou deden voorthollen, en toen onbedachtzaam en in blinde verwachting van vredesonderhandelingen aldaar vertoeven. Wij zijn het volkomen met den Schrijver eens (VIIde D. bl. 627): ‘Wat was dan toch de ware oorzaak van eene zoo ontzettende, noodlottige uitkomst? Wij schromen niet, daarop te antwoorden, dat eene zedelijke dwaling, of liever eene misdaad, napoleon's wijsheid in dwaasheid veranderde; dat hij, door de onregtvaardigheid van zijne bedoelingen verblind, tot groote krijgskundige fouten verviel, en gevolgelijk verkeerde middelen te baat nam, om in het bereiken van zijne booze oogmerken te slagen. De stelregel van den Koning van Pruissen, dat de Godheid steeds de partij kiest van den sterksten, is zoo valsch als goddeloos. In den tijd, in welken wij leven, kunnen en mogen wij zekerlijk geene wonderwerken verwachten; maar wij weten nogtans, dat de wereld onderworpen is zoo wel aan zedelijke als aan natuurlijke wetten, en dat de schending der eerste menigwerf eene tijdelijke straf met zich brengt.’ En hieraan wordt dan napoleon's gedrag getoetst, en daaruit zijn lot ontwikkeld.
Wij zullen ons nu voorts bepalen tot het vermelden van eenige bijzonderheden, die ons onder het lezen dezer drie of vier Deelen getroffen hebben.
Wij vonden hier zoo min, als in de overige werken
| |
| |
over den Russischen veldtogt, voldoende bescheiden nopens de achtereenvolgende vermindering des grooten legers. Op bl. 265 des VIIden Deels wordt de geheele Fransche Armee, met alle hulptroepen der zoogenaamde Bondgenooten, op 1,187,000, of, na aftrek van verlofgangers, zieken en onvoltallige Regementen, op 800,000 man begroot. Naauwkeurig wordt nu nergens het getal der troepen van dit ontzettende leger, die tegen Rusland optrokken, vermeld. Doch op verscheidene plaatsen schijnt de Schrijver het op ruim 400,000 man te begrooten; ten minste zoo is de berekening op bl. 622, waarin men opgeeft, dat er in Litthauwen reeds honderdduizend man zouden bezweken zijn, eer men nog het eigenlijke Rusland bereikte; - een tweede honderdduizendtal zou omgekomen zijn, eer men te Moskou was: zoodat dus de jammerlijke terugtogt in den fellen winter niet meer, en, daar er toch nog altijd een overschot terugkwam, zelfs minder vernieling zou hebben aangeregt, dan de optogt te midden des zomers. Men gevoelt het losse en onwaarschijnlijke dezer opgaven. En daarbij voege men nu nog de lijst der omgekomenen en gevangenen uit boutourlin (bl. 613), die 450,000 man bedraagt, en die onze Schrijver voor naar alle waarschijnlijkheid naauwkeurig houdt. Er zouden dus vijftigduizend man meer gesneuveld of gevangen zijn, dan er waren opgetrokken! Men ziet, dat hier de opgaven zeer onnaauwkeurig en gebrekkig zijn.
Walter scott deelt niet minder de binnenlandsche handelingen en wijze van bestuur van napoleon, dan zijne buitenlandsche verrigtingen en overwinningen of nederlagen mede, en hij toont daarin overal een' edelen geest voor de volksvrijheid, wier vertrapping en verguizing door den Man, dien sommige quasi-liberalen naderhand voor hunnen Held hebben gekozen, hij in zeer vele bijzonderheden doet blijken. Hij bewijst duidelijk, dat Frankrijk onder hem niet meer vrijheid genoot, dan onder een' Sultan; en dat, zoo de Staatsraad (het eenige ligchaam, waar discussiën over 's lands zaken waren geoorloofd) soms de vrijheid nam, hem bij besloten
| |
| |
deuren tegen te spreken, zulks hoegenaamd geenen invloed kon hebben, doordien hij altijd dezelfde magt daarover behield als over een' Turkschen Divan, om namelijk door een ‘ik wil’ alle deszelfs vertoogen hetzij ter neêr te slaan, hetzij in werking te brengen.
Omtrent het Wetboek Napoleon bevat dit werk verscheidene zeer gegronde aanmerkingen, die den bekwamen Regtsgeleerde kenmerken, (het eigenlijke vak van scott.) Ook omtrent zijn huiselijk leven, zijne onachtzaamheid voor eigene kleeding bij groote verkwisting en hoofsche feesten, de gestrenge orde en Etiquette aan zijn Hof, de wettiging van de roofzucht zijner Maarschalken, door, op echt Turksche manier, hun een gedeelte van dien roof te ontnemen, (op deze wijze trok hij eens 2 of 3 millioenen francs op massena, die zich al te vet gemest had, enz.) komen hier allezins merkwaardige bijzonderheden voor. Wij vinden die in het begin des VIden Deels, als rustpunt tusschen den vrede van Tilsit en de onderneming van Spanje, dus in het tijdstip, dat de magt des Keizers ten toppunt gestegen was, en noch tegenstand noch behoorlijke vermeerdering meer scheen toe te laten. Maar Spanje was het eerste struikelblok zijner reusachtige ontwerpen; hij verspilde hier vergeefs de schatten en het bloed zijner onderdanen; en zijne dwaze onderneming naar Rusland, even als die in Spanje slechts de uitwerking eener zinnelooze heerschzucht, werd hem ten val, en beroofde hem vóór den asloop van 1813 van zijne veroveringen. De val zijner eigene heerschappij zal ons in de beide volgende Deelen, welke dit werk moeten voltooijen, verhaald worden.
De stijl des Vertalers is dikwerf ongekuischt, zoo als: ‘de Fortuin heeft een' pik op ons,’ (VIIde Deel, bl. 728) enz. Doch bovenal zijn wij verwonderd geweest, dat swaving de treurige Geschiedenis onzer verandering in een Koningrijk onder lodewijk, den val van de Republiek der Vereenigde Nederlanden, (eene gebeurtenis, die zijn Schrijver in anderhalve bladzijde afdoet) niet alleen geenszins een weinig uitgebreid heeft, maar er niets dan twee geheel onbeduidende, ellendige Noten
| |
| |
heeft bijgevoegd, en daarentegen zoo weinig van onze nieuwste Geschiedenis weet, dat hij den Raadpensionaris schimmel penninck Groot-Pensionaris noemt! Wij hopen, dat hij zich in de volgende Deelen voor dergelijke lompe fouten zal wachten. |
|