Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1829
(1829)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 513]
| |
Boekbeschouwing.Nieuwe Verhandelingen van het Genootschap tot verdediging van den Christelijken Godsdienst tegen deszelfs hedendaagsche Bestrijders, voor het jaar 1827.(Tweede Verslag.)
De tweede Verhandeling in dezen bundel van het Haagsche Genootschap, waarover ons nu te spreken staat, is meer bijzonder voor den Bijbelvriend en uitlegger van groote waarde. Zij behelst de ‘Proeve eener opgave van de geschiedkundige berigten, betrefsende de Geschiedenis van david, vergeleken met zoodanige gewijde dichtstukken, welke aan hem met zekerheid of waarschijnlijkheid toegekend worden.’ Een ander vaderlandsch Godgeleerde, als uitgever van een Bijbelsch Huisboek alreede met lof bekend, de Eerw. c.w stronck, Theol. Doct. enz. en Predikant te Dordrecht, werd door beoordeelaren voor dezen zijnen arbeid met goud en eere bekroond. Nameloos schrijvende, mogt hij niet voorbij, waar gelijkheid van stof hem daartoe leidde, zich meermalen te beroepen op, of over te wijzen tot bovengenoemde werk; en het verhoogt, in onze oogen, de waarde dezer Proeve, dat wij haar als een herhaald onderzoek wegens david's Psalmen, tot zijn leven teruggebragt, beschouwen mogen, en daarin de vrucht ontvangen van een diep en geoefend nadenken. Wij missen hier, wel is waar, de bondigheid, die ons zoo zeer behaagde in het betoog van donker curtius; maar mogen daarbij niet vergeten, hoe de aard der stoffe medebragt, dat Dr. stronck zijn werk op breedere leest moest zetten, bij gelijkheid van onderwerp tot gelijkheid van redekaveling stond te vervallen, en daardoor niet zonder herhaling van eenerlei bewijzen zijne taak kon af- | |
[pagina 514]
| |
doen. Men wijte alzoo deze wijdloopigheid niet te onbedacht aan den steller, dewijl de ongeschiktheid des voorstels voor eene beknopte Verhandeling tot eenerlei uitlegkundigen toets en herhaalde vergelijking met de geschiedenis hem gestadige aanleiding gafGa naar voetnoot(*). Aan het hoofd van zijnen arbeid plaatst de Eerw. stronck, I. eenige algemeene aanmerkingen ter voorbereiding tot het voorgenomen onderzoek, en bevat daarin, wat, zijns inziens, vooraf dient geweten, herinnerd en bepaald te worden. Ligt valt het wel, de boeken en hoofddeelen aan te wijzen in den Bijbel, waar het leven en de lotgevallen van david staan opgeteekend, en genoegzaam uitvoerig vermeld zijn. Doch bezwaarlijker is het, de Psalmen af te zonderen, welke men, op meerderen of minderen grond, voor zijn dichtwerk houden kan. De kenmerken, waaraan dezen zich laten onderscheiden, zijn vierderlei: 1o. Een voor echt te houden opschrift; 2o. gezag van ander Bijbelsch getuigenis; 3o. blijk van toespeling op voorvallen en ontmoetingen, aan david bejegend; 4o. of ook de toon en geest, taal en stijl van den Dichter, vergeleken met Psalmen, door hem meer duidelijk in een bepaald tijdstip geschreven. De aangelegenheid nu van zoodanige opgave en vergelijking, als het Genootschap verlangt, laat zich kennelijk opmerken: want de geschiedenis van david's leven, en nog meer de uitlegkunde der Psalmen, mag zich van dat onderzoek veel nut beloven; waarover meer op eene andere plaats. Maar te dezen wèl te slagen, toont zijn Eerw. met nadruk, is ten hoogste bezwaarlijk. De merkwaardige levensgeschiedenis en velerlei lotgevallen van | |
[pagina 515]
| |
dezen meest beroemden Dichter en Koning beslaan in den Bijbel een uitgebreid veld, en aanzienlijk is het getal der liederen, deels aan hem op goed gezag toe te eigenen, deels meer twijfelachtig bewijs dragende van zijne hand. Bovendien omtrent vele gezangen van david heeft het zijne bijzondere moeijelijkheid, den juisten tijd der opstelling te bepalen, dewijl hij meer dan eens aan zware vervolging ten doel was, en ook als Vorst zich bij herhaling ingewikkeld vond in oorlogen, en gezegepraald heeft op zijne vijanden en belagers. Bij mangel van betere en genoegzaam geldige kenmerken, moet dus de taal en dichterlijke toon der Psalmen, ook derzelver vergelijking met andere, in eenerlei toestand vervaardigd, zeer veel ter beslissing afdoen. Maar in welk eene verwarrende onzekerheid wordt de navorscher der waarheid op nieuw gebragt door het verbazend en vaak tegen elkander inloopend verschil van gevoelens van vermaarde Uitleggers wegens het doel en den tijd van deze en gene Psalmen? Trouwens, terwijl de smaak, de stemming en opvatting des lezers niet zullen nalaten invloed te oefenen op zijn oordeel wegens het gedicht, en deszelfs plaatsing in eenig tijdvak van david's leven, moet er te dezen wel onzekerheid overblijven, en zal verschil van denkwijze, gezigtpunt en toets bij den eenen en anderen zich laten waarnemen, ook na het meest volledig onderzoek over dit vraagstuk. Met gepaste nederigheid daarom heeft stronck dit zijn werk, hoezeer met alle vlijt bearbeid, met geenen anderen naam benoemd, dan dien eener Proeve, en is hij er verre van af zich te beloven, dat hij eene geheele en algemeene overtuiging en bijval te wachten hebbe. Overigens schetst hij met de meeste bescheidenheid de wijze en de voorzorgen, die hij zich voorstelt, en die hij noodig keurt, om, met ruggezigt en overwijzing op vermaarde voorgangers, door vergelijking der Psalmen met david's geschiedenis, den tijd en de gelegenheid van derzelver opstelling na te gaan, en het doel aan te duiden, waartoe ze vervaardigd werden. Men dient zich, namelijk, daarbij geheel in den | |
[pagina 516]
| |
toestand des Dichters te verplaatsen, en als in te dringen in zijn harte. Vooral is een kalme en bedachtzame toets der kenmerken des Psalms noodig, om over denzelven regt te kunnen oordeelen. Ook bedriegt men zich ligtelijk, en vervalt tot een wraakbaar uiterste, door eenen Psalm over iedere kleine omstandigheid in david's leven te vorderen, of wederom uit elke figuurlijke uitdrukking in de Psalmen een anders onbekend toeval, den Dichter bejegend, te willen smeden. Maar inzonderheid heeft men zich door eigene beoefening, ondanks verschil van Uitleggers, omtrent den waren zin des lieds te vergewissen, en eigen licht te volgen. Dit tracht zijn Eerw. naar vermogen in acht te nemen, en verkiest hij de Geschiedenis stukswijze mede te deelen; voorts de Psalmen, tot ieder afzonderlijk tijdvak zijns inziens behoorende, alzoo te rangschikken of aan te voeren, dat dezulke, die de meeste blijkbaarheid hebben, vóór andere, meer twijfelachtige, geplaatst, en telkens het gevoelen van kundige Bijbeltolken en beroemde Godgeleerden naar eisch overwogen worde. II. Wij hebben het ons ten pligt gemaakt, alhoewel op kleinere schaal, het voorbereidend deel dezer Verhandeling voor onze Lezers te schetsen. Zij zullen zich daaruit eenig denkbeeld kunnen vormen van den rijken voorraad der stoffe, die zich aanbood, en de naauwkeurigheid, waarmede de Schrijver zijne taak volbragt heeft. Nu eerst zijn wij tot dat deel genaderd, dat hij niet oneigenlijk ‘het ligchaam der Verhandeling’ genoemd, en in den breeden omvang van ruim 200 bladzijden druks heeft uiteengezet. Wij blijven staan voor den drempel van dit groot en toch welgeregeld gebouw, met ongemeene zorg, veel moeite en uitgebreide kennis bearbeid. Meer pralerij en gezwets mogen zich bij uitheemschen voordoen, Nederlandsche beoefenaars der Psalmen, vaderlandsche Leeraren, durven wij noodigen, om zelven in te treden, en van nabij veel schoons en aangelegens op te merken in het bezoeken dezer nuttige schole; want onder dit beeld prijzen wij dit geschrift hun aan. Bij eene | |
[pagina 517]
| |
stukswijze beschouwing van een of ander der gewijde gezangen, mag hun een Register der Psalmen, te regt ten slotte bijgevoegd, de verlangde plaats aanwijzen. Of wenscht men bij voorraad den uitslag der navorschingen te weten, en de bijzondere tijdvakken, waartoe de Eerw. stronck de Psalmen, die hij aan david toekent, te huis brengt, wij voldoen gaarne hier benedenGa naar voetnoot(*) aan | |
[pagina 518]
| |
die begeerte; terwijl daarenboven dit uittreksel, bij het gebruik der Bijbels, door van vloten, van hamelsveld en van der palm uitgegeven, aantoont, waar en in hoeverre onze Schrijver van dezen of anderen zijner voorgangeren afwijke, of met hen overeenstemme. III. Behalve tot gezegd beknopt overzigt van het verhandelde, en een' bondigen toets der werken van twee uitheemsche Geleerden, chandler en nachtigal, vroeger tot soortgelijk, dan toch niet eenerlei, doel geschreven, laat zich dit gedeelte der Proeve niet te onregt met den naam van Narede, onzes inziens, benoemen. Boven den arbeid van chandler, waarin een enkele misslag door den Schrijver is aangewezen, verdient gewis het opstel van onzen landgenoot, als meer volkomen, en opzettelijk doeltreffend, te dezen de voorkeus; vooral ook wegens de bijgevoegde opgave dier Psalmen van david, waarvan de algemeene inhoud geene juiste tijdsbepaling van het dichtstuk gehengt; en voorts van de overige gezangen uit den gewijden bundel, die of voor het werk van lateren tijd te houden zijn, of duidelijk blijk dragen, van eenen anderen voornamen Hebreër herkomstig te zijnGa naar voetnoot(*). Even zeer er- | |
[pagina 519]
| |
kent stronck in meer dan één opzigt de verdiensten van het onvoltooid gebleven werk des Duitschers; ofschoon hij zeer verre is van zich te vereenigen met zijne gewaagde, of zullen wij zeggen met zijne wilde, onderstellingen. Eindelijk ontvangen wij nog een schoon toevoegsel wegens het nut eener vergelijkende navorsching, en aanwijzing van het verband tusschen david's Geschiedenis en Dichtstukken. Want daarbij komt wederkeerig, zoo de echtheid der Bijbelsche verhalen, als van de gewijde gezangen, volheerlijk uit. Deze alvoorts met de meestmogelijke waarschijnlijkheid tot de omstandigheden teruggebragt, waarin de Opsteller verkeerde en schreef, ontleenen van daar niet zelden licht op deze en gene plaatsen, en helpt zulks voornamelijk mede, om te onderscheiden, in hoeverre in de boeken des N. Verbonds gezegden van den Psalmist bij toespeling, dan wel als voorspellingen zijn aangehaald. Inzonderheid nogtans levert ons meergedachte vergelijking, die den toestand des Dichters onder verschillende lotgevallen zijns levens vertegenwoordigt, de heerlijkste proeven der vrome, Godvreezende en waarlijk edelaardige hartsgesteltenis van david; getuigt zij van zijn voorbeeldig vertrouwen op den Heere, en wederom van zijne opregte boetvaardigheid; en stelt zij ons menig sprekend bewijs in handen, om Israëls grooten Koning van aangewreven laster te zuiveren, en zijne te vaak door het ongeloof verdachte deugd te verdedigen. Hoewel nu de Schrijver, en zulks teregt, zich geenszins beloven durft, dat zijne Proeve, en oordeel wegens de Psalmen, door alle beoefenaars der H. Schrift zal worden beaamd, moge zijne herhaalde behandeling van dit gedeelte des Bijbels, en bovendien de goedkeuring des Genootschaps over dezen zijnen arbeid, voor hem eene krachtige aanmoediging zijn, om, ten gevolge van eichhorn's verlangen, over te gaan tot eene uitgave van het Boek der Psalmen, naar orde des tijds gerangschikt. | |
[pagina 520]
| |
Want, schoon al, volgens onzen van der palmGa naar voetnoot(*), die regelmatigheid bij het gebruik voor den volke mishagen kan, of wel zekere eentoonigheid dreigt daar te stellen, onzes inziens nogtans blijft zij een gemak, zoo niet eene behoefte, voor de vergelijkende uitlegkunde. Het is dus onze wensch, dat een man, die daartoe zoo rijk eene bouwstof bereids vergaderd heeft, zich leenen moge tot dat werk, en hetzelve, zoo ver dan mogelijk, onder des Heeren zegen, voleindige. |
|