ke ons onder bovenstaanden titel aangeboden worden. Het eerste, de Spaarpenningen en de Loterij, herinnert het gevaarvolle van het spel, bijzonder voor eenen huisvader, en maakt ons bekend met een huisgezin, hetwelk daardoor op den oever van den ondergang gebragt, en maar ter naauwernood gered werd, nadat eene duurgekochte ondervinding den huisvader van zijne dwaasheid overtuigd had. In het tweede verhaal, het Geheim, wordt de huwelijksvrede van Willem van der N. voor eenen tijd gestoord, omdat hij het, door eenen derden, hem, onder het zegel van geheimhouding, medegedeelde niet aan zijne vrouw had bekend gemaakt. Wij geven in bedenking, of de hieruit afgeleide gevolgtrekking wel in allen deele doorgaat, dat men namelijk als echtgenooten nimmer geheimen voor elkander mag hebben. Er bestaan zeer zeker ook gevallen, in welke verstandige echtgenooten elkanders geheimen,
zonder wantrouwen, behooren te eerbiedigen. Het is wel waarheid, hoe minder geheimen men voor elkander heeft, aan hoe minder gevaar ook de wederzijdsche liefde blootgesteld is; maar hier is het voorbeeld niet zeer gelukkig gekozen. Het derde verhaal, Maurits en Elsje, waarschuwt de onbedrevene onnoozelheid tegen het gevaar der verleiding, beschrijft de gewetenswroegingen van den verleider, stelt het opregt berouw voor in deszelfs beminnelijke gedaante, en moedigt aan tot dusdanig berouw, door voorstelling van den zegen, welke rust op de poging, om het verdorvene te herstellen. Het laatste verhaal, François en Willemine, toont den gang aan der Voorzienigheid, in het vergelden, reeds hier op aarde, van deugd en ondeugd. Over het geheel kunnen wij deze Tasereelen aanbevelen, als eene aangename lektuur, van welker gebruik wij tevens ook mogen hopen, dat zij huiselijkheid en zedelijkheid zal bevorderen, en zoo dienstbaar zijn aan het bijzonder en maatschappelijk geluk.