een opstand is tegen God. (De Heer Baron gelooft dus zekerlijk ook, dat adellijk bloed anders door de aderen vloeit, dan het bloed van het canaille? Beelaerts, hoewel ook Edelman, denkt er anders over.)
Om te doen zien, in welk een' bedaarden en van alle twisten afkeerigen geest dit werkje geschreven is, znllen wij iets uit deszelfs slot overnemen: ‘Het voornaamste, hetwelk ten aanzien dier oude kerkelijke en burgerlijke twisten, zoo met vermenging van staatkundige beginselen en gevoelens, als met andere daarbij gevoegde geschiedkundige en zedelijke tafereelen, is voorgedragen geworden, heb ik noodig geoordeeld te ontleden, en heb mijn eigen gevoelen op die onderwerpen, zoo ik hoop, met gematigdheid en bescheidenheid doen kennen. Bij de van mij in denkwijze verschillende personen zal ik mogen verwachten, geene persoonlijke afkeerige gezindheid te mijwaarts te zullen doen ontstaan. Aan de kennis en begaafdheden, welke, in meer- of mindere mate, in de door mij aangehaalde schriften uitblinken, hulde doende, mag ik de achting voegen, waarop de verdienste van elk dier schrijveren, naar derzelver onderscheiden' belangrijken stand en betrekking in de Maatschappij, aanspraak maken mogen, en bijzonderlijk dien eerbied, welken men verschuldigd is aan ieder, die, met een opregt gevoel voor de waarheid, zijne gedachten aan het Publiek mededeelt. In zoo verre meen ik mij met hen gelijk te mogen stellen, en in dat opzigt mag ons oogmerk als eenstemmig beschouwd worden, hoezeer wij ook, in onze wijze van zien, mogen verschillen. Mijn hoofddoel echter is geweest, allen te overtuigen, dat de aankleving aan de Godsdienst en de liefde voor het Vaderland bij de herleving van zulke twisten niet winnen zal, en dat mitsdien het vermijden, het niet ophalen en het alzoo geheellijk doen vergeten en uitdooven van dezelve, Christen- en burgerpligt tevens mag worden genoemd.’
De taal is vrij zuiver; alleen op bl. 15 hebben wij eene wat vreemde on ongewone zinsnede gevonden: ‘Het oorlog tegen Spanje mogt toch eenmaal een einde nemen; het oogmerk van hetzelve was de bevrijding van onder haar juk.’ De stijl is redelijk, maar zonder verheffing, het welk tot bereiking van het oogmerk des Schrijvers gewis dienstig was, daar levendigheid zoo ligt tot hartstogtelijkheid kan overslaan.