| |
Jeanne d'Arc, of de Maagd van Orleans, Treurspel, in vijf Bedrijven, naar het Fransch van A. Soumet, door Mr. J. Brand van Cabauw. Te Amsterdam, bij M. Westerman en C. van Hulst. 1828. In kl. 8vo. 96 Bl. f :-60.
Ofschoon het op verscheidene plaatsen van zijn Treurspel blijkbaar is, dat de Fransche Dichter het Romantische Drama van schiller bestudeerd, en van sommige gedeelten van diens plan en eenige zijner heerlijke poëtische tafereelen partij getrokken heest, zoo kan men echter in geenen deele zeggen, dat hij alleen de rol van navolger of omwerker vervulde. Schiller schetst den geheelen levensloop der Heldenmaagd, welke ook voor latere tijden een onbegrijpelijk verschijnsel blijst, van het oogenblik af, dat zij de eerste duistere aansporing tot het groote werk in haren boezem gevoelde, tot op het tijdpunt, dat zij het groote einddoel haars strevens bereikt had; en zoo getrouw als de schilderij is, welke hij van haar in- en uitwendig leven ontrolt, zoo ongeschiedkundig en daardoor hinderlijk of liever stootend is de wijze, op welke hij haar van het tooneel des levens laat aftreden. Eene verkeerde toepassing van het denkbeeld der Tragische geregtigheid schijnt hem verleid te hebben, om haar
| |
| |
niet als Tooveres den brandstapel te doen beklimmen, maar te doen sneuvelen als Heldin, met de wapens in de hand. Soumet, daarentegen, de handeling binnen den gewonen Treurspeltijd beperkende, schildert alleen het einde harer loopbaan, den laatsten dag van haar leven. Wij zien haar niet onder den geheimzinnigen eik, waar zij de stem des Hemels vernam; niet in het gewoel van den slag; niet in den krooningstempel te Rheims: wij ontmoeten haar terstond in de gevangenis, en zien haar ten slotte, getrouw aan de Geschiedenis, de houtmijt beklimmen, die de belooning was voor het redden van haar Vaderland. Zeer eenvoudig is de handeling des stuks; en echter heeft de Dichter middel gevonden, om dezelve belangrijk voor ons te maken, door de kunstige afwisseling van hoop en vrees, in welke hij ons weet te brengen omtrent het eindelijk lot eener Heldin, die in den geheelen loop des gedichts eene Tragische grootheid ten toon spreidt, welke de harten der aanschouwers met bewondering voor haar vervult. De eenige, maar in ons oog zeer gewigtige aanmerking, welke wij op den aanleg der fabel maken moeten, is deze: dat het vonnis van jeanne d'arc voltrokken wordt, ofschoon alles zamenloopt om hetzelve te doen vernietigen. Door het getuigenis van haren onverwacht optredenden vader wordt de helsche list, met welke hare vijanden dezen eene beschuldiging, welke het eenig bewijs was voor hare tooverij, ontlokten, aan den dag gebragt; het Engelsch Legerhoofd doorziet dit weessel van logens, en vormt het plan, haar te redden; haar grootste tegenstander, de Hertog van bourgondië, tot inkeer gebragt door hare woorden, tracht weldra het vonnis, dat voornamelijk om hem te believen geslagen was, te vernietigen; haar getrouwe verdediger adhemar bewijst zonneklaar hare onschuld; - alles is vergeefs; zij moet sterven, ofschoon alle invloed hebbende personen te haren
voordeele gestemd schijnen. De Dichter zelf schijnt dit gebrek gevoeld te hebben, en, om hetzelve eenigzins te verglimpen, den Godsstrijd tusschen het Engelsch Legerhoofd en den Hertog van bourgondië te baat genomen te hebben; alsof, daar deze ongelukkig voor den verdediger der Heldin uitviel, de volvoering van het vonnis noodzakelijk moest volgen. Doch uit het tooneel, in hetwelk deze uitdaging plaats grijpt, het laatste van het vierde bedrijf, blijkt nergens, dat de Engelschman den tweekamp aanvaardde, gesterkt door de overtniging, dat jeanne waarlijk schuldig
| |
| |
was; hij zegt het zelf, dat het alleen was om de trotschheid van den Hertog te tuchtigen, dat hij het zwaard ontblootte; en al moest de overwinning, die hij behaalde, naar de denkwijze dier tijden, zijn geloof aan de strafbaarheid der Heldin bevestigen, dan vinden wij het toch eenen ongelukkigen inval van den Dichter, om de Goddelijke regtvaardigheid aan den laster bloot te stellen, alsof zij, bij het plegtig beroep op Haar gedaan, de zaak der onschuld verliet, om die der dweepzucht en huichelarij te doen zegevieren.
Doch wij zouden bijna vergeten, dat wij minder het Treurspel van den Heer soumet, dan deszelfs vertolking door den Heer brand van cabauw te beoordeelen hebben, die, zoo dit eene verdienste is, zich nergens de minste afwijking van het oorspronkelijke veroorloofd heeft, en alleen de Fransche dichtregels zoo getrouw mogelijk in het Nederlandsch heeft trachten over te brengen. Ofschoon hij over het algemeen voor deze taak wel berekend schijnt, en men dikwijls kernachtige, zeer gelukkig overgebragte, regels en geheele passages bij hem leest, is het er echter verre af, dat zijne navolging zich, wat juistheid en dichterlijkheid van uitdrukking betreft, met het oorspronkelijke zoude kunnen meten. Regels als:
Maar, daar ik hulp behoef om hem ter neer te smijten. Bl. 62. |
'k Beloofde aan Hendriks kroon dit uitgestrekte veld. Bl. 62. |
Nooit heeft uw Koning deez versoeibre daad betracht. Bl. 65. |
en een aantal dergelijke, spreken, ook zonder vergelijking met het oorspronkelijke, over zichzelve het vonnis uit. Maar, wat erger is, men vindt sommige plaatsen, in welker overbrenging de Vertolker deerlijk heeft misgetast, en zelfs dáárdoor niet op het regte spoor gebragt werd, dat hij in het Nederlandsch iets onverstaanbaars, ja zelfs iets ongerijmds nederschreef. Wij hebben hier vooral het oog op het tweede tooneel van het derde bedrijf, waar de volgende Fransche regels dus in het Nederduitsch vertaald zijn:
Sur le sort des Valois, prince, jetez les yeux.
Tout les recommandait à la faveur des cieux;
Un Roi cher aux Français, même dans sa démence;
Un prince infortuné dont le règne commence
Au milieu des complots, des combats criminels,
Faible enfant, orphelin sous les yeux maternels.
| |
| |
La France de Clovis dans un camp renfermée
S'apprêtant à perir, mais a périr armée.
Orleans si fidèle, et les guerriers Anglais
Retrouvant dans ses murs les héros de Calais.
Denk, Prins! aan de Valois en 't geen hen is weêrvaren,
Hoe waardig alle steeds de gunst des Hemels waren.
Een Koning, schoon verdwaasd, bij 't Fransche volk bemind,
Een ongelukkig Vorst, wiens rijksgebied begint
In 't midden van den strijd en al 't misdadig pogen,
Een teeder kind, een wees in 's moeders droevige oogen.
Een Clovis, (!!!) die zijn rijk in 't legerkamp besloot,
Bereid te sneven, maar te strijden tot zijn dood.
Een Orleans zoo trouw, en Englands legerbenden,
Die hier van 't veeg Calais den heldenstoet herkenden.
De overige aanmerkingen terughoudende, tot welke deze regels aanleiding kunnen geven, bepalen wij ons slechts tot:
....... een wees in 's moeders droevige oogen.
De wees is hier karel VII, en zijne moeder, die brand zoo ten onregte bedroefd laat zijn, de beruchte isabella of isabeau van beijeren, de doodvijandin van haren eigenen zoon, die de ziel was van alle heimelijke en openbare aanslagen tegen zijn leven en zijne kroon. Soumet, die niet, gelijk schiller, aan deze megere eene rol in zijn Treurspel heeft toegekend, geeft de vijandige betrekking tusschen moeder en zoon duidelijk te kennen door de tegenstellende uitdrukking:
orphelin sous les yeux maternels;
dat is:
een wees, schoon onder 't oog der moeder;
en zeide genoeg voor elk, die bekend is met de Geschiedenis. Brand, daarentegen, doet de moeder bedroefd zijn, en neemt aldus alle kracht, tevens met alle beteekenis, weg. Maar nog erger is het in den terstond volgenden regel; hier komt, ten tijde van karel VII, een clovis te voorschijn, van wien de Geschiedenis geen enkel woord weet. Clovis was de grondlegger der Fransche Monarchij. Vier
| |
| |
bladzijden vroeger heeft brand zelf de regels, die zijne misvatting onmogelijk moesten maken, in dit opzigt goed vertaald:
Gij moet herov'ren gaan wat Frankrijk heest verloren,
En gij vervult Gods trouw aan Clovis toegezworen.
Even als men dikwijls gehoord heeft van La France de Saint Louis, zoo noemt hier soumet zijn land La France de Clovis, hem, als den stichter der Monarchij, op eene dichterlijke wijze, eene voortdurende bescherming van hetzelve toekennende; en de beteekenis zijner woorden is eenvoudig deze: ‘Het Frankrijk van clovis, besloten in een legerkamp, en bereid tot den ondergang, maar met de wapens in de vuist.’ Over het algemeen schijnt de Heer brand niet diep ingewijd te zijn in de oude Fransche Geschiedenis; hij zoude anders den regel:
De Martel dans Fierbois on court chercher le glaive.
niet met deze vertolking hebben afgescheept:
Mijn zwaard is ras gehaald;
alsof het staal, waarmede karel martel de Sarracenen versloeg, en dat jeanne d'arc voerde, niets bijbragt tot de grootschere houding der Heldin. - Sed claudite jam rivos, sat prata biberunt. |
|