Niettegenstaande de in die verhandeling met zoo veel juistheid ontwikkelde regtsgronden, is de quaestie inderdaad nog altijd een onderwerp van verschil blijven uitmaken; kundige Advocaten hebben de regterlijke behandeling daarvan, zoo veel zij vermogten, meest altijd door eene schikking voorgekomen; en de eenige reis, dat dezelve althans voor den Regter te Amsterdam is gebragt, heeft de Regtbank aldaar in den geest van den Heer Advocaat bondt, maar het Hoog Geregtshof in 's Hage in eenen anderen geest geoordeeld. (Zie Verzameling van Vonnissen in zaken van Koophandel, door Mr. j. uytwerf sterling, 1826, IIde St. bl. 97 env., alwaar men mede in de aanteekening het advijs van een voornaam Regtsgeleerde omtrent hetzelfde onderwerp kan vinden.) Men kan in de door Professor van hall in de Bijdragen, IIde D. bl. 33-41, gevoegde aanmerkingen de uiteenloopende gevoelens der nieuwere Schrijvers leeren kennen, die echter nog, als 't ware, oneindig vermerigvuldigd zonden kunnen worden. En eindelijk voege men hier nog bij, dat, terwijl de ontwerpers van het Wetboek van Koophandel onder Koning lodewijk, evenzeer als die van het Nieuwe Nederlandsche Wetboek van Koophandel, voor het stelsel, door den Heer bondt ontwikkeld, zich verklaard hadden, en niettegenstaande men van wege de Regering daarop zeer veel prijs scheen te stellen, eene beslissende en aanzienlijke meerderheid in de Vergadering der Staten Generaal, alleen om die reden, den geheelen titel van het Wisselregt verworpen heeft, en de wet later heeft aangenomen, nadat de bepaling van de niet aansprakelijkheid des acceptants, indien des trekkers teekening valsch was, achtergelaten was; terwijl eindelijk, na deze zoo duidelijke wilsverklaring van het eene gedeelte onzer wetgevende magt, en na de stilzwijgende toegeving daarvan door het andere gedeelte, de
Hoogleeraar van hall, broeder van den Schrijver dezer Proeve, in de boven aangehaalde Bijdragen begrepen heeft, de regtsbeginselen des Heeren bondt op nieuw te moeten aandringen, en het geschilpunt, als door den Wetgever onbeslist gelaten, te moeten voordragen, ten einde het op nieuw door de Regtsgeleerden te doen beslissen.
Deze verhandeling is in 27 § § afgedeeld. § 1. doet het verschil van gevoelens, en het gewigt van dit onderzoek in den tegenwoordigen tijd, kennen; § 2. handelt over vervalsching in wisselbrieven, en de wijzen, waarop die plaats kan