Oostindische Oorlogen, of listen, hinderlagen en verdedigingswijze der inlandsche Volkeren, waargenomen in onderscheidene Oorlogen op de Moluksche Eilanden, Cheribonsche, Bantamsche en Malakkasche Landen, in de jaren 1817 tot 1820. Ten dienste der Officieren en Onder-officieren, dienstdoende in de Indische Armee. Met 6 Platen, door den Majoor P.F. Vermeulen Krieger, Ridder der M.W. Orde 3de klasse, thans gepensioneerd. Te Breda, bij Broese en Comp. 1829. In gr. 8vo. VIII en 81 bl. f 1-25.
De titel wijst genoeg aan, wat men hier moet verwachten en kan vinden. Voor taal en stijl had de Schrijver geene verschooning behoeven te vragen. Het stukje is wèl geschreven. Overigens kunnen wij, die wel de pen, maar geenszins de vernielende wapenen des krijgs weten te gebruiken, over de meerdere of mindere waarde niet oordeelen. Wij meenen echter het boeksken voor niet onbelangrijk te mogen houden. Wat hier aangeboden wordt, berust, ten deele althans, op eigene ondervinding des Schrijvers; en ondervinding zal in dezen wel de beste leermeesteres zijn. Onze krijgslieden, welke tegen de op den titel genoemde volken ten strijde trekken, kunnen in dit werkje nuttige wenken en waarschuwingen vinden. Die geen krijgsman is, zal misschien ook hetzelve met eenige belangstelling doorbladeren, en zich verwonderen, of welligt bedroeven. De Schrijver spreekt als krijgsman, en noemt de inboorlingen dom en laaghartig; maar