Lage regten zijn dus in alle opzigten voordeelig voor de schatkist, voor den handel, ja voor den fabrikeur zelven, om zijne werkzaamheid en zucht tot verbetering zijner bewerking, Machinerie enz. aan te wakkeren, zonder dat veel omslag of formaliteiten bij het onderzoek der goederen den handel belemmeren moeten. Maar het ware punt te vinden, waar die regten den koopman niet drukken, en toch den werkzamen fabrikeur, die met zijnen tijd medegaat, nog beschermen, waar zij geene klagten van eene der beide of zelfs wel van beide zijden doen opgaan, - dit is eene taak, bijna zoo moeijelijk als den Steen der Wijzen te vinden!
De Heer elink sterk is, naar ons denkbeeld, wat te hartstogtelijk in zijnen toon tegen den Heer vreede. In eene zaak van zuiver staatshuishoudkundigen aard, waarin slechts het welzijn van het Vaderland, geene bijoogmerken, naar het ons voorkomt, den Schrijver zoo wel als den Tegenschrijver kunnen bezield hebben, kan eene bedaarde wederlegging, zonder een' scherpen toon, volkomen het doel bereiken. De Heer vreede heeft ons vroeger, in een vriendelijk antwoord op onze Recensie, geschreven, ‘dat het hem eenigzins leed gedaan heeft, niet als volkomen onzijdig in het belang van koophandel en fabrijken beschouwd te worden. Indien,’ ging hij voort, ‘mijne voormalige fabrijksbezigheden in Leyden daartoe eenigen grond konden geven, kan ik hetzelve gaaf opruimen, daar ik eene vroegere carrière aan de beurs van Amsterdam heb doorgebragt, en getuige ben geweest van den avondstond der ontzettende grootheid, tot welke de koophandel was opgeklommen, hetwelk mij immer met een hoog belang voor denzelven vervulde, en nimmer van mij wijken zal. Thans heb ik bij handel of fabrijken geen het minste belang.’ Daar dit zoo is, kan het stelsel van den Heer vreede slechts de vrucht van overtuiging zijn; en de harde uitdrukking zijns Tegenschrijvers, die zijn veeljarig denken over dit onderwerp veeljarig behebt zijn met zekere vooroordeelen en poging noemt, om alles naar een eenmaal aangenomen dwaalbegrip te voegen en te wringen, is te onbillijker, daar de gevoelens der Staatshuishoudkundigen op dit punt nog zoo uiteenloopen. Hoewel wij ook volstrekte vijanden van hooge regten en handelsbelemmeringen zijn, zet de theorie van den Heer elink sterk toch ook de deur open tot overdrevene liberaliteit in
dezen. Wij kunnen ook niet zeggen, dat hij den Heer vreede gron-