Cheribon, Tagal en Samarang, met vermelding van Japara en Joana. Overal vernemen wij, waar de Schrijver zich ver verscht heeft, en door roode baai nieuwe krachten heeft opgedaan voor de moeijelijkheden, die onder eenen natuuronderzoeker als blume onvermijdelijk zijn, doch zulken, die geene onderzoekers der natuur, maar slechts liefhebbers zijn, wel wat hard voor het vleesch vallen, gelijk hier onze Schrijver met zijne togtgenooten om strijd in klagten uitbarst. ‘Verwenscht klimmen! De weg werd hoe langer zoo steiler (naar den Tjerimai, in het gebied van Cheribon). De Heeren kwamen, met stof en zweet bedekt, al hijgende bij ons aan; de pakhuismeester buyskes was meer dood dan levend; aan zijn bleek en onthutst gelaat zou men hem voor eene schim hebben aangezien, die eene visite op de bovenwereld kwam maken. De ontvanger scharf verwenschte zijne nieuwsgierigheid, en zwoer plegtig, voortaan bij zulke expeditiën te zullen t'huis blijven.’ Tegen dien vrolijken en lossen stijl, die zoo ligt en digt is, steekt dan de deftige en zaakrijke voordragt van Dr. blume, uit wien hij de beschrijving der Flora van den Tjerimai en van deszelfs top mededeelt, gelijk men denken kan, verbazend af. Wij zeiden boven, dat de Schrijver niet alleen een liefhebber scheen van mooije meisjes, goeden wijn en goed eten, maar ook van verzen. Het prozaïsche gedeelte van zijn werk is niet alleen doorspekt met verzen, (die juist niet zwaar wegen) maar wij hebben ook een opzettelijk poëtisch aanhangsel achter hetzelve, betrekkelijk de zeden, gewoonten en leefwijs der Nederlanders in de Oostindiën. Wij houden dit voor het beste gedeelte van het
boekje. Hooge dichterlijke waarde heeft wel geen van alle deze stukjes; maar daarop maakt de Schrijver ook zekerlijk geene aanspraak. Zij zijn vrolijk, los en somtijds niet zonder luim, en bereiken hun oogmerk, de schildering der volkszeden, vrij wel. Deze stukjes zijn de volgende: Morgenwandeling in en om het Kampement Weltevreden (met een aardig tafereel der Chinezen en Hollandsche Militairen aldaar); 's Lands Plantentuin op Bogor of Buitenzorg; de Njeyen (een zeer aardig stukje, de waarde en onwaarde van de inlandsche huishoudsters der Nederlandsche kolonisten schilderende; de booze Njey wordt in twee luimige verhaaltjes tegen de goede overgesteld); de Tractementsdag van een' Kommies, en de Oudgast (eene afbeelding van twee Joden, een' te Batavia reeds verrijkten, en een',