| |
Apothekers-Handboek, of Beginselen der Artsenijmengkunde; door A. Chevallier en P. Idt, Apothekers en Leden van verschillende geleerde Genootschappen. Uit het Fransch. II Deelen. Te Deventer, bij A.J. van den Sigtenhorst. In gr. 8vo. Te zamen XXII, 884 Bl. Buiten Inteek. f 10-:
Naar waarheid zegt de Vertaler, dat, hoe noodzakelijk de kennis der Schei-, Kruid- en Natuurkunde ook voor den Artsenijmenger is, deze kennis alleen en op zichzelve hem nog geenszins aanspraak geeft op den naam van een bekwaam Apotheker, zoo hij niet tevens een goed werkman is; en dat derhalve een werk, hetwelk geschikt is, om den leerling daartoe op te leiden, zeer belangrijk moet geacht worden. Naar zijn oordeel hadden wij gebrek aan zoodanig werk; want, zegt hij, alle Artsenijmengkundige werken, welke er in onze taal (tot Junij 1826) zijn uitgekomen, hoe belangrijk zij ook wezen mogen, laten, zelfs dàn als men die alle te zamen neemt, nog iets zeer belangrijks te wenschen over; en dit is - eene geschikte handleiding ter bereiding der geneesmiddelen. In hoe verre dit algemeene oordeel van den Vertaler meerder of minder gegrond is, laten wij daar. Genoeg, hij meende, dat er behoefte aan zoodanig werk bestond, en, om daarin te voorzien, besloot hij, het voor ons liggende werk te vertalen. De vraag is alzoo, of dit werk geschikt is, om dat gebrek aan te vullen, en wel ten behoeve van Nederlandsche Apothekers.
Na de beide deelen met de meeste aandacht te hebben gelezen, kunnen wij deze vraag niet anders dan ontkennend beantwoorden. De orde, in dit werk gevolgd,
| |
| |
wordt gezegd dezelfde te zijn als die, welke door henry bij zijne lessen wordt in acht genomen; zij is echter, naar ons inzien, niet de beste, en geeft uit haren aard aanleiding tot herhalingen. Dan, dit daargelaten, zal men het toch met ons eens zijn, dat naauwkeurigheid in beschrijving en duidelijkheid in bepalingen en uitdrukkingen hoofdvereischten in een dergelijk werk zijn; en hierin laat hetzelve veel te wenschen over. Het is ons voorgekomen met overhaasting te zijn opgesteld, en dat men geenszins de onderwerpen altijd eerst goed doordacht heeft; sommige zijn zeer oppervlakkig, andere weder met eene groote en, mogen wij het zoo eens noemen, overtollige uitvoerigheid behandeld. Op de verklaring of omschrijving van vele kunstwoorden, en in de Pharmacie gebruikelijke uitdrukkingen, valt mede nog al wat aan te merken. Verscheidene hebben wij gevonden, die hier in eenen anderen zin gebezigd worden, dan waarin zij bij de Apothekers, althans bij ons, voorkomen. Het is toch niet de vraag, wat wij meenen, dat de woorden kunnen beteekenen, of in welken zin zij, naar onze denkbeelden, behooren gebruikt te worden; maar, welke beteekenis zij door het dagelijksch gebruik hebben verkregen. Indien men b.v. aan een' Apotheker vroeg, wat hij door uittrekking verstaat, en welke bewerkingen hij daartoe brengt, twijselen wij zeer, of het antwoord ook van verkalking, verkoling, opheffing enz. melding zoude maken. Een Handboek van bijna 900 bladzijden mogt men verwachten, dat zich althans door volledigheid zoude aanbevelen; dan ook hieraan ontbreekt zeer veel. Het is ten aanzien van onderscheidene Fransche werken meermalen opgemerkt, dat zij onkunde verraden aan hetgeen bij andere volken gedaan is en wordt; en deze onkunde straalt ook in dit werk ten duidelijkste door; wij misten althans hier en daar nog al het een en ander, dat ons van elders bekend was. - Bij de beschrijving der
verschillende bewerkingen voegen de Schrijvers eenige voorschriften ter bereiding van deze en gene geneesmiddelen,
| |
| |
tot nadere opheldering van het gezegde. Wij achten dit niet alleen goed en nuttig, maar zelfs noodzakelijk; doch meenen tevens, dat de gekozene voorbeelden moeten zijn, 1o. geschikt om datgene op te helderen, wat zij ophelderen moeten, en 2o. dat men dezelve kieze uit die bereidingen, welke dagelijks, althans niet zeldzaam, plaats hebben; want welke nut toch kan een leerling trekken uit hem aangewezene voorbeelden, die of nimmer, of althans ten uiterste zeldzaam, in een Artsenijmengkundig Laboratorium voorkomen? Het is mogelijk, dat de meeste hier aangevoerde voorbeelden veelvuldig door Fransche Apothekers behandeld worden; maar van zeer vele is dit het geval bij ons niet.
Wanneer wij dus ongunstig over dit werk oordeelen, en van gevoelen zijn, dat hetzelve niet had behoeven, ja zelfs niet had behooren vertaald te worden, moet men daaruit niet afleiden, dat wij er niets goeds en nuttigs in zouden hebben aangetroffen. Wij houden ons verzekerd, dat onderscheidene Apothekers er hier en daar nog al iets in zullen vinden, dat voor hen nieuw is; maar, om het goede en nuttige van het minder goede en minder nuttige, of soms geheel verkeerde, te onderscheiden, behoort meer kennis en ondervinding, dan men onderstellen mag bij leerlingen; en voor dezen is het in de eerste plaats bestemd.
Tot staving van ons oordeel, en om den Lezer nader met het werk bekend te maken, zullen wij den inhoud zoo kort mogelijk opgeven, en daarbij eenige aanmerkingen voegen; want alles mede te deelen, wat wij onder het lezen hebben aangeteekend, zoude ons bestek verre te buiten gaan.
Behalve eene korte inleiding, bevat het werk zes afdeelingen, handelende 1o. over voorafgaande bewerkingen, 2o. verdeeling, 3o. uittrekking, 4o. oplossing, 5o. vermenging, 6o. verbinding. Iedere afdeeling is weder in onderscheidene hoofdstukken verdeeld.
1ste Afdeeling. a) Keuze der droogerijen; waaromtrent gezegd wordt, dat men de beste moet kiezen, en
| |
| |
daartoe met derzelver eigenschappen en kenmerken bekend zijn. Tot opheldering vinden wij hier de beschrijving van tien stoffen, waaronder rabarber, kina, moschus en castoreum, beslaande gezamenlijk naauwelijks twee bladzijden; dus hoogst oppervlakkig. b) Zuivering van eenige droogerijen, als vet, was, harsen, gomharsen, enz.: de laatste moeten, volgens de Schrijvers, in brandewijn worden opgelost, doorgezegen en uitgedampt; eene wijze van handelen, die wel geene algemeene goedkeuring zal vinden. Wij treffen hier ook eene beschrijving aan der zuivering van ruwe kamfer door opheffing; deze bewerking geschiedt fabrijkmatig, en komt bij Apothekers niet voor. In het overige dezer afdeeling spreken de Schrijvers over de inzameling en drooging der planten en het bewaren der droogerijen.
In de 2de afdeeling, getiteld verdeeling, wordt in de vier eerste hoofdstukken gesproken over het kneuzen, het snijden, het raspen en vijlen, en het malen; en in het vijfde over het tot poeder brengen. Op bl. 43 lezen wij, dat dit laatste op zesderlei wijzen geschieden kan, namelijk door stampen, wrijven, porphyriseren, doorwrijven, het bijvoegen van een tweede ligchaam, en door afwasschen. Voor het laatste zouden wij liever lezen slibben; door afwasschen toch verstaat men iets anders, dan hier bedoeld wordt; ook worden de ligchamen daardoor niet tot poeder gebragt, maar wel het grovere van het fijnere gescheiden. Men had even goed ook het ziften als eene zevende wijze er kunnen bijvoegen. Is malen wel iets anders, dan eene bijzondere wijze, om ligchamen tot poeder te brengen? Waarom daarvan een afzonderlijk hoofdstuk gemaakt? Althans had dan daar ook de beschrijving van den molen behoord, en niet in het vijfde hoofdstuk. Dergelijke bewijzen, dat men de zaken niet goed doordacht heeft, zijn er vele. Op bl. 55 wordt onder de voorbeelden van ligchamen, die men door eene haren zeef wrijft en alzoo tot poeder brengt, ook gevonden kolokwint. Intusschen lezen wij daarbij, dat deze moet gedroogd en gestampt worden. Is dat
| |
| |
doorwrijven? Arabische gom behoeft, bl. 52, niet gedroogd te worden; men wrijve dezelve in een' marmeren mortier tot poeder. IJzervijlsel moet, bl. 53, op een' porphyrsteen tot een ontastbaar poeder gewreven worden. Onder de voorbeelden van ligchamen, die door bijvoeging van een ander tot poeder gebragt worden, vinden wij, bl. 56, ook kwik, met de opmerking, dat dit metaal, vloeibaar zijnde, niet tot poeder kan gebragt worden, (hoe belangrijk!) maar dat, zoo men hetzelve met een weinig water schudt, het zich in kleine bolletjes verdeelt; waartoe dient dit? Op bl. 57 vinden wij de bereiding der merc. dulc. volgens henry; men kan dezelve nog eens lezen op bl. 38 van het tweede deel. Hier is er eene zeer grove fout in het voorschrift, welke wij niet weten, of dezelve aan de Schrijvers dan aan den Vertaler te wijten zij, alzoo wij het oorspronkelijke niet kunnen vergelijken. Er wordt, namelijk, hier gezegd, dat de retort geplaatst wordt in een' reverbereeroven, die van binnen met aarde wordt aangevuld. Die nu in zoodanigen oven kan stoken, doe het; wij zien er geene mogelijkheid toe. Boven de 3de afdeeling lezen wij: uittrekking. De Schrijvers verstaan hieronder: afscheiding van een of meer zamenstellende deelen van een ligchaam; en daartoe brengen zij verkalking, verkoling, roostering, opheffing, heldermaking, uitpersing, verdikking en overhaling. Het ongepaste van deze omschrijving hebben wij reeds opgemerkt, en achten het onnoodig, dit nader aan te wijzen. Onder de voorbeelden van verkalking vinden wij de bereiding van alumen ustum, dat ongepast is. Verkalking is een verouderd woord, dat alleen geschiedkundig kan opgehelderd worden.
Verkoling wordt beschreven, als ‘eene bewerking, waardoor men bewerktuigde ligchamen, met afscheiding van een gedeelte der grondstoffen, die met dezelve verbonden waren, door middel van vuur tot kool doet overgaan.’ In het algemeen goed, echter niet naauwkeurig; maar hoe iemand, na deze bepaling gegeven te hebben, tot voorbeeld kan aanhalen de murias sodae ex- | |
| |
siccatum, is ons volkomen onbegrijpelijk; wij hebben toch nimmer gehoord, dat zeezout een bewerktuigd ligchaam was, of dat hetzelve verkoold kon worden. Over opheffing wordt hoogst oppervlakkig gesproken, en de leerling, tot nadere opheldering, verwezen naar de zuivering der ruwe kamfer op bl. 11, die van honderd leerlingen er naauwelijks één te zien krijgt; en naar de bereiding der merc. dulc. op bl. 57, welke, zoo als die daar voorkomt, geheel bijzondere handgrepen vordert, en alzoo niet tot voorbeeld dienen kan. Van de elf bladzijden over de heldermaking zijn er drie besteed om ons te leeren, hoe wij heldergemaakte wei zullen bereiden. Onder de filtreer-toestellen, in dit hoofdstuk beschreven, vonden wij ook de pers van real. Wij hadden deze eerder bij de behandeling der Extracten verwacht; staan echter gaarne toe, dat zij ook als filtreer-toestel kan dienen; maar hier had dan toch ook behoord de beschrijving der pers van rommershausen; dan deze is geene Fransche uitvinding, en daarom waarschijnlijk den Schrijvers onbekend. - Het volgende 6de hoofdstuk, over uitpersing, handelt 1o. over waterachtige sappen, waarbij weder over heldermaking wordt gesproken, 2o. over olieachtige sappen; waarom niet oliën? Het voorschrift, dat wij hier vinden, ter bereiding der oleum ovorum, en aan
henry wordt toegeschreven, is reeds aangeprezen door onzen verdienstelijken landgenoot p.j. kasteleyn, Chemische en Physische Oefeningen, Amst. 1785, Iste deel, bl. 92. - Het 7de hoofdstuk handelt over verdikking, dat is hier uitdamping van vloeistoffen ter bereiding van extracten en geleijen. Wij kunnen niet alles aanstippen, wat ook hier onze aandacht trok; alleen dit: op bl. 122 vinden wij onder de algemeene regelen ter bereiding der extracten ook deze: ‘Zij (de uitdamping namelijk) moet zoo lang worden voortgezet, tot dat het extract dik genoeg is, dat is: tot dat het, op het vlakke van de hand uitgestreken, niet meer aan dezelve kleeft, of, op grijs papier gelegd, geene vochtigheid hier meer doortrekt.’ Ook bij extract. graminis, taraxac., bard.
| |
| |
en andere? - 8ste Hoofdstuk, tot merg brenging, waar wij eerst vinden de bereiding der eigenlijke mergen (pulpce), en dan die der zetmelen; van de laatste, onder anderen, die uit aardappelen en wilden wijngaardwortel. - 9de Hoofdstuk, overhaling. Hetgeen hier over de daartoe dienende werktuigen gezegd wordt, is zeer onvolledig; men vergelijke eens, wat over dit onderwerp gevonden wordt bij buchner, Einleitung in die Pharmacie, Nurnberg, 1822. In dit hoofdstuk, loopende van bl. 153-204, wordt verder gesproken over overgehaalde wateren, oliën, geesten, azijn, overhaling van bewerktuigde ligchamen, hertshoorn en barnsteen.
De 4de afdeeling handelt over oplossing. Deze wordt beschreven als ‘eene bewerking, die ten oogmerk heeft, om de aanklevingskracht, welke de gelijksoortige deelen van' een ligchaam met elkander verbonden houdt, door middel van eene vloeistof, welke tusschen dezelve indringt, te verbreken, en dus van elkander te scheiden, zonder die te ontleden.’ Vóór honderd jaren en vroeger dacht men, dat de scheivochten in hunne kleinste deelen de gedaante van wiggen hadden, en daarmede tusschen de deeltjes der vaste ligchamen indrongen, en dezelve alzoo van elkander scheidden. Tot dit gevoelen schijnen de Schrijvers ook over te hellen. Zij toch noemen, een weinig verder, de oplossing het gevolg eener werktuigelijke werking. Men vergelijke hiermede bl. 39, waar wij lezen, dat het onvoegzaam is, om het tot poeder brengen der ligchamen eene werktuigelijke bewerking te noemen, want dat zij rust op reeds vooraf verkregene kennis der ligchamen. Wij onthouden ons hier van alle verdere aanmerking; het ongerijmde toch valt ieder in het oog. - In deze afdeeling vinden wij eerst oplossingen door water, afkooksels, aftreksels, bouillon, zoo wel van vleesch als van slakken; hierop volgen minerale wateren, derzelver ontleding, en zamenstelling door kunst; onder dezelve vinden wij niet alleen kalkwater, maar ook teerwater. Waar is toch de bron gelegen, waaruit teerwater opwelt? Vervolgens vinden
| |
| |
wij hier oplossingen door wijn, azijn, alcohol, aether en olie, welke gezamenlijk slechts 26 bladzijden vullen, terwijl de oplossingen van honig en suiker, dat zijn siropen enz., alleen niet minder dan 33 bladzijden beslaan; men kan daaruit opmaken, welke belangrijke plaats de siropen in de Fransche Pharmacie bekleeden. Onder de voorbeelden van oplossingen door olie vinden wij stillenden balsem, bals. tranquillans, tot welks bereiding men tweeëntwintig verschillende kruiden, benevens vijf levende padden, Bufon. viv., in olijfolie moet koken!
5de Afdeeling, vermenging. 1o. Vaste mengsels, zamengestel de kruiden (species), poeders, koekjes (trochisci), harde conserven (pepermuntkoekjes en borstkoekjes); wij hebben deze nimmer conserven hooren noemen. 2o. Vloeibare mengsels, als emulsiones, potiones enz. 3o. Weeke mengsels, als conserven, electuariën (als voorbeelden staan hier confectio hyacynth. en elect. diacatholicon), pillen, pomaden, zalven (niet minder dan vijf voorschriften van het ung. populeum; dat van de Pharm. Belg. ontbreekt echter), pleisters enz.
De inhoud van, benevens onze aanmerkingen op het tweede deel bij nadere gelegenheid. |
|