gen, zoo wel aan het gezond verstand en de onbevooroordeelde rede, als aan de geschiedkundige berigten, welke hij desaangaande heeft kunnen raadplegen, te toetsen. Maar, wat verstaat hij toch wel door het woord oproerigen, wanneer hij van de Nederlanders spreekt? Dit is eene uitdrukking, welke geenen echten zin heeft, wanneer er gesproken wordt van dien heiligen strijd, welken de Nederlanders tegen de bloedplakkaten van den trotschen Spanjaard bestaan en zoo roemvol voleindigd hebben.
De eerste dezer beschuldigingen komt den Schrijver voor, als geheel van waarheid ontbloot te zijn.
De tweede wordt door niemand stellig beweerd, behalve door llorente, in zijne Geschiedenis der Spaansche Inquisitie. Doch men moet hierbij in het oog houden, dat llorente alleen berigt geeft van hetgene er in de aanteekeningen der Inquisitie geboekt staat. Maar tusschen deze Notulen en de waarheid der daadzaken vindt een hemelsbreed onderscheid plaats; en strada zelf, wel verre van den ongelukkigen Prins te bezwaren, brengt alles bij, om hem te verontschuldigen.
Wat het derde punt betreft, hetwelk in Don carlos en zijne Stiefmoeder de geschiedenis of fabel van Phoedra en Hippolytus doet herleven, daarvoor heeft men (zoo als de Heer arend met regt aanmerkt) even min, als voor de beide andere beschuldigingen, ooit eenig deugdelijk en proefhoudend bewijs te berde gebragt; en hij gelooft met reden, dat strada gelijk heeft, wanneer deze de oorzaken van de rampen, die Don carlos troffen, in iets anders, dan in de opgegevene, wil gezocht hebben. Strada heeft het wel geweten, maar was te voorzigtig, om alles te willen zeggen, wat hij wist; hij zal gevreesd hebben, door het openbaar maken van dat geheim, de algemeene rust (en meer nog zijne eigene veiligheid) te veel in de waagschaal te brengen. Maar, wat strada wederhield zich openlijker te verklaren, had willem den I niet teruggehouden. In de verantwoording van dien doorluchtigen Vorst meent de Schrijver de juiste beweegreden te vinden, waarom Don carlos ter dood gebragt werd. Willem verwijt, namelijk, den Koning openlijk, dat hij, tijdens deszelfs huwelijk met maria van portugal, de Moeder van Don carlos, gehuwd was met Donna isabella osorio, bij welke hij twee of drie kinderen had verwekt; een huwelijk, door ruy gomez, Prins