misdadig geleid was. De lezing dezer verhalen, ten opzigte van den hoofdinhoud, den zelfmoord, geeft aan de betergezinden eene te treurige stemming van het gemoed, en aan de ligtzinnigen al ligt een' spoorslag, om spoediger tot zelfmoord over te gaan.
Hoe goed spiess in zulke schetsen zou geslaagd zijn, moge de volgende fiksche teekening van den wellusteling bewijze: ‘De toomelooze wellusteling is het gevaarlijkste lid van den staat, die hem nooit beschermen, nooit dulden, maar altijd met het wraakzwaard der geregtigheid vervolgen moest. Om zijn doel te bereiken, spot hij met de menschheid, en lacht om de tranen, die de eerlijke armoede aan zijne voeten weent. Godsdienst is dikwerf de dekmantel, waaronder hij heimelijk de onschuld vermoordt. De Tempel des Eeuwigen wordt door hem ontheiligd, en daar, waar menschen hunnen Schepper aanroepen, waar Christenen hunnen Verlosser danken, aast hij op voedsel voor zijne dierlijke driften, en vormt ontwerpen, om de ontsluijerde onschuld in zijne netten te verstrikken. Hij rooft, om de slaven zijner ontucht te bezoldigen; hij moordt, om de weerlooze onnoozelheid aan zijne geile lusten te kunnen offeren. Van den gierigaard hebt gij onbarmhartigheid, van den nijdigaard vervolging, van den trotschaard verachting, van den moordenaar dood, maar van den wellusteling dat alles te duchten.’ Bl. 126, 7.
De Verhandeling van den te vroeg gestorven tzschirner, op den titel vermeld, vult eenigzins aan, hetgeen, naar ons oordeel, aan de Verhalen ontbreekt. Evenwel staat het geneesmiddel te veel op zichzelf, en de gewone lezers van wegslepende verhalen (als zoodanig zijn ook deze van spiess te achten) slaan veelal de voorredenen en dergelijk geschrijf over, vooral indien zij hierdoor worden genoodzaakt tot denken en nadenken. Voor ouders en opzieners van jonge lieden sta deze inleidende Verhandeling hier niet vruchteloos; zij behelst vele en hoogst gewigtige wenken ter opvoeding van het aankomend geslacht. Onder dit goed geleide van tzschirner zal spiess niemand doen dolen. De oorzaken van den weêrzin in het leven, die somtijds, schoon niet altijd, tot zelfmoord leidt, liggen of in het ligchaam, melancholie, ziekte; of in uitwendige omstandigheden, vrees voor armoede, schande, wantrouwen jegens de menschen; of in het gemoed, dwaalbegrippen, ongeloof en bijgeloof, dwee-