Boekbeschouwing.
Woordenboek der Kerkelijke Geschiedenis. Door L.G. Bredie. IIIde Deel. Te Amsterdam, bij C.G. Sulpke. 1828. In gr. 8vo. VIII en 339 bl. f 2-80.
Over de strekking en gehalte van dit Woordenboek hebben wij ons, bij het beoordeelen der twee eerste Deelen, uitvoerig genoeg, en meestal gunstig, uitgelaten, Letteroeff. 1828. No. VII. bl. 269-280. In dit Deel vinden wij geene reden, iets van dit gunstige gevoelen terug te nemen. De Schrijver gaat op den goed ingeslagen weg rustig voort. Onze klagten, indien wij ze aanheften, zouden meer de correctie gelden, welke voor dit werk beter moest zijn, dan zij, helaas, werkelijk is. De fouten, welke wij van dezen aard hebben aangeteekend, zullen, bij nader inzien, wel in het oog vallen, en daarom houden wij dezelve hier achterwege.
Over het Voorberigt wisselen wij hier geen woord. De Heer bredie volge zijn plan, en sla de nog levende personen over; maar dan volge hij dit plan ook geheel, en late ammon en de nog levende Buitenlanders ook onvermeld.
De volgende aanmerkingen, welke ons, bij het nagaan van dit werk, in het oog gevallen zijn, deelen wij den Schrijver mede, wien, naar eigene verklaring, het ontvangen van dezelve aangenaam is. Het is alleen met het doel, om de nuttigheid van dit werk, naar ons vermogen, te vergrooten, dat wij, zonder nu den verdienden lof breed uit te meten, op deze en gene leemte den anders naauwkeurigen Schrijver opmerkzaam maken.
De volgorde, in een Woordenboek zoo noodzakelijk, is overal geleidelijk. Alleen op bl. 151-155 vindt men dezelve niet naauwkeurig. De opgaaf der Artikelen doet dit in het oog vallen. Herberts. herder. herema. heribert. (st.) hericus. herma-