tegensladderen, en dan zegt hij, zonder het te verbloemen: uilen blijven - uilen, hoe veel moeite zij zich ook geven, om valken te heeten.
Gij zegt, dat Recensent uw werk slechts heeft ingezien, en hij had verklaard het geheel gelezen te hebben. Waarom? Dit kunt gij, en ieder, die daarin belang stelt, lezen, Letteroeff. voor 1828. bl. 346. Gij schijnt eerst bl. 347 (niet, zoo als uwe Antikritiek opgeeft, bl. 397.) met lezen begonnen te zijn.
De teekenen van verkorting heb ik wel gezien, maar ik vond niet daarin het middel, om door het - doek te moeten komen tot het lezen van zijgdoek. Dit woord (zijg) moest gij niet hebben vergeten, daar het een z.n. is. Dan liep alles goed af. Om het gebrekkige van uw werk te leeren kennen, had ik het aangeteekende over uw geschrijf op het woord kaai moeten aanvoeren. Dezen misslag willen wij dan nu verbeteren. ‘Kaai, dijk (?) kagen (?). Zam. - winter, - zomer.’ Eilieve wat is toch kaaiwinter en kaaizomer? Uwe teekens deugen hier niet. Zij moesten zekerlijk dus zijn: Zomer- winter-. Zomerkaden zijn wel bekend, als kaden, zwaar en hoog genoeg, om het buitenwater in den zomer te keeren; maar winterkaden (even goed hadt gij er nog bij kunnen voegen: lente- en herfst-) zijn er niet, dan bij u, die kade en dijk voor hetzelfde houdt.
Bij hoos hebben wij twee beteekenissen overgeslagen. Wij wilden maar doen zien, dat onze man de eigenlijke beteekenis weglaat en met zijn luchtverschijnsel als uit de lucht valt. Ook dit zullen wij verbeteren, en de Lezer kan dan zien, of wij, door deze te verzwijgen, oneerlijk gehandeld hebben. Er volgt dan nog: ‘kous of blok om te scheppen.’ De man, die dit schreef, is zeker te wijs, om in een mandje te gaan melken, want hij verstaat vele talen en tongvallen; de man zegt het zelf (Antikr. bl. 458): maar wie schept er met eene kous water? Uwe duistere kortheid doet dit lezen. En is dan hoozen bij u nog hetzelfde als scheppen? En wat is dan nog blok om te scheppen?
Omdat gij nog niet tevreden schijnt te wezen met het reeds aangemerkte over uw Handwoordenboek, geven wij u, als zoo vele proeven, nog het volgende tot nadenken: ‘Aa, naam van dorp of stroom.’ Het dorp heet Ter-Aa. ‘Aarts (gr. archi) vooreerst, voornaam.’ Dit is kort, maar ook duidelijk? ‘Baal voor een hoop van zaâmgepakte waren.’