Mengelwerk.
Over de doodstraf.
Er is thans bijna geen onderwerp, waarmede men in alle beschaafde landen zich met zoo veel belangstelling bezig houdt, als de doodstraf. Eene prijsvraag daarover werd onlangs, bijna te gelijker tijd, te Parijs door het Genootschap der Christelijke Zedekunde en te Geneve door den Graaf de selon opgegeven. De verhandeling van den Advocaat ch. lucas, te Parijs, werd in dien dubbelen wedstrijd gelijkelijk de bekrooning waardig gekeurd. Terwijl ook in ons vaderland deze ernstige zaak, hoewel niet altijd ernstig genoeg, door twee partijen behandeld is geworden, zal het misschien niet ongepast zijn, den hoofdzakelijken inhoud van het bekroonde werk aan onze landgenooten te doen kennen.
De Schrijver onderzoekt, in de eerste plaats, of de doodstraf regtvaardig; ten tweede, of zij nuttig is; terwijl hij, ten derde, de middelen van bedwang opgeeft, die hij meent, dat men er voor in plaats behoort te stellen.
I. De mensch heeft van God het aanzijn, de rede en de vrijheid verkregen. Hij heeft het regt, en het is zijn pligt, voor zijn aanwezen te zorgen. Hij handelt volgens dat beginsel, wanneer hij, zijne eigene individualiteit opofferende, zijn leven waagt, om dat eens anderen te redden; hij huldigt hetzelfde beginsel, wanneer hij zichzelven tegen eenen onregtvaardigen aanval verdedigt; want wanneer hij eenen moordenaar doodt, doet hij het niet om hem van het leven te berooven, maar om, volgens regt en pligt, zijn eigen leven te verdedigen.
De maatschappij heeft, als vereeniging van individuën, de regten en pligten van elk harer leden. Zij moet hare magt gebruiken tegen hem, die zijne pligten vergeten, en de regten zijner medeburgers miskend heeft; zij moet de individuéle zwakheid, wanneer deze zich in gevaar bevindt, we-