Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 559] [p. 559] Vaderlandsche uitboezeming, na de geboorte der jonge prinses, op den 5den augustus, 1828. 't Gezin van 's Konings Heldenzoon, Verrijkt met een Vorstin, ziet, als naast eikenloten, Een lagchend rozeknopje ontsproten: Triomf! dat roosje tooit ook Neêrlands gloriekroon. p. moens. Vlag en wimpel uitgestoken! Trans en gevelspits gesierd! 't Heilvol uur is aangebroken; Met oranje feest gevierd! Nederlanders! stemt uw zangen! 't Afgebeden zielsverlangen, Iedre zucht, tot God gevloeid, Wilde 's Hemels goedheid hooren: Fredrik is een telg geboren! 's Vorsten welige echtstam bloeit! Werden, vrolijk, mirt en palmen Op den Hoogen Echt gestrooid; Neêrland doet den juichtoon galmen, Nu een Spruit dien Echt voltooit. Ja, het komt, bij 't kunstloos zingen, Eedle Prins! het wiegje omringen, Waar uw schat, uw hartelust, Waar het pand van liefde en trouwe, 't Kleinood der doorluchte Vrouwe, Neêrlands eer en vreugde, in rust. o, Bewaak' steeds de Albehoeder 't Wichtje door een' Englenstoet! Sier' de deugd der eedle Moeder Meer dan de adel haar gemoed! Blijv' zij, bij het spoorbetreden Der grootouderlijke zeden, Vaders lust en moeders vreugd! Moog' ze, als sieraad der Vorstinnen, Neêrlands liefde en hulde winnen, Trots op harer oudren deugd! [pagina 560] [p. 560] Ja, die wenschen doen wij hooren: Wat oranje juichen doet; Iedre vreugd, dat Huis beschoren, Zet het Neêrlandsch hart in gloed. Brengt het volk zijn lofbetooning Aan den welbeminden Koning, Vurig van God afgebeên; 't Brengt ook, bij de vreugd der Zonen, Ongekunsteld lied en toonen: Want oranje en Volk zijn één. Daarom doen wij, opgetogen, Jublend met uw Vorstlijk Huis, Dierbre Prins! de tempelbogen Dreunen van ons vreugdgedruisch; 's Volks gebed verkeert in danken; Bij gezang en orgelklanken, Rijst geheel ons hart tot God. 't Echtheil, dat uw ziel mag treffen, Doet ons feest- en loftoon heffen, Zaligt uw en Neêrlands lot. Zie, o Vorst! uw Stamhuis bloeijen, Zegenrijk voor Nederland; Zie in eer en voorspoed groeijen 't Overdierbaar huwlijkspand! Zoo, zoo prijken weelge loten, Uit d'Oranjetronk geschoten, Steeds verjongd op Neêrlands grond; Ja, hoort God den wensch der Belgen, Dan, dan bloeijen nassau's telgen Tot aan 's werelds avondstond! j. van harderwijk, rz. Rotterdam, Augustus 1828. Vorige Volgende