Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Oude en nieuwe tempels. XVI. Laat vrij de oude tempels vallen! Jammer over 't marmer niet, Als ge een' blinden heiden zijne schoone form verbreken ziet! Niet in steenen, niet in assche woont de geest van 't voorgeslacht; In de harten der Hellenen schittert hij in volle pracht: Daarin heeft hij lang geslapen, heeft op 't gistren lang gestaard, En den morgenstond vergeten, door een' bangen droom bezwaard. Van den vader op de kindren, van den kleinzoon op den zoon Ging die geest, al sluimrend, over, en bewaarde er zijnen troon. Menigeen vermoedde weinig, wien hij in het harte droeg; Ja, helaas'! versmaad, verstooten hebben velen hem genoeg. Maar, toen nu de Heer der Heeren 't groote magtwoord sprak: ‘Ontwaak!’ En van Hellas' heuveltoppen, voor de Godgewijde zaak, De bazuin der Englenscharen zich deed hooren door het land, Toen, toen heeft de geest der vadren juichend zich in onsvermand, Is gevaren door de leden, in het hoofd en in de hand; Ja, tot in de spits der lanse, ja, tot in de greep van 't zwaard Trilt hij, als de vuist des krijgers 't zwaait voor eigen huis en haard! Laat vrij de oude tempels vallen! In ons staat de aloude geest, Als een nieuwe en eeuwge tempel, die voortijdnoch sloopingvreest. 't Is de Godgewijde tempel, door der vadren geest bewaakt; 't Is de tempel van de vrijheid, waar ons 't vrije hart voor blaakt! j.w. ijntema. Naar wilhelm müller. Vorige Volgende