St. Paul, No. 18, in het licht verschenen. Don pedro brengt in dien lofzang aan de Constitutiën eene godsdienstige hulde toe, naast die, aan God en het Vaderland verschuldigd, op eene muzijk, welke, als 't ware, eene elektrieke vonk mag heeten, aan de ziel van een' volklievenden Vorst ontsprongen. Wij hebben niet gepoogd, de coupletten in verzen over te brengen: er heerscht zoo veel eenvoudig- en ongedwongenheids in het Portugesche rhythmus, dat dezelve daarbij voorzeker nog meer zouden hebben verloren, dan in deze letterlijke vertaling in proza:
‘o Vaderland! o Koning! o Volk! bemint uwen Godsdienst, zijt der Wet getrouw, en handhaaft steeds uwe Goddelijke Constitutie.
Leve, leve, leve de Koning! leve de heilige Godsdienst! leven de krijgshaftige kinderen van Lusitanië! maar leve bovenal de Goddelijke Constitutie!
o, Welk eene verzachting schenkt gij in de algemeene beroering! Gij geeft kracht aan alle zielen, o Goddelijke Constitutie!
Laat ons allen gelukkig zijn in de volmaaktste vereeniging, de oogen steeds gevestigd op onze Goddelijke Constitutie.
De waarheid verbergt zich niet meer; men misleidt den Koning niet meer - neen! Verkondigen wij dan, Portugezen! verkondigen wij de Goddelijke Constitutie.’