Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe slag bij Navarino.Ruk af van 't kruisbeeld, dat gij draagt
Als Godgewijde Wereldmaagd,
Euroop! dat donker floers der rouwe;
Schiet uit dat aaklig treurgewaad,
Door u te lang als weduwvrouwe
Getorscht om uwer weezen smaad!
Neen! blinke weêr het zoenbeeld Gods,
Uw steun bij elken zwaai des lots,
In 't gouden licht der hemelstralen!
En toon' het feestkleed om uw leên,
Dat gij weêr ruim kunt ademhalen,
Nu 't zwartst van Hellas nacht verdween!
Zij zinkt, de maan, wier helsche schijn
Door 't opgeheveld mistgordijn
Zoo bloedrood straalde op Hellas Eden;
Zij zinkt; heur horens krimpen in;
De Lichtgod zal te voorschijn treden;
Reeds kleurt hij Navarino's tin!
Zeg, Pylos!Ga naar voetnoot(*) hofstad, wie nog heugt
Van grijzen Nestors prille jeugd;
| |
[pagina 50]
| |
Vereeuwigd door Homerus zangen!
Zeg, heeft in dertig eeuwen tijds
Ooit schooner licht uw vest omvangen.
Dan thans na 't eind des reuzenstrijds?
O! toen, in 't groot vergeldingsuur,
De vlam van 't Christlijk bliksemvuur
Des Islams vloten heeft getroffen;
Toen 't dondren van hun schutgebral
Den Turk in d' afgrond neêr deed ploffen
Met zeekasteel en vestingwal;
Toen duister, als de nacht zoo dik,
Dit bloedtooneel van moord en schrik
Met wolken damps en smooks omhulde;
Toen schoot een straal door 't nachtsloers heen,
Die Navarino's spits verguldde
En der Verbond'nen vlag meteen!
Dat was een straal uit de eeuw'ge bron
Van licht en gloed, waar de aardsche zon
Bij taant, als 't nev'lig glimwormglansen;
Een sprank van 't reiner hemelvuur,
Dat boven maan en starrentransen
Den troon ontstraalt van t' Albestuur.
Zij rustte niet op 't bloedig vlak,
Bevloerd met lijken, tuig en wrak,
Maar schoot er snel als 't weêrlicht over.
Ach! de eeuw'ge Liefde, streng maar goed,
Al straft zij onverlaat en roover,
Toch gruwt zij van 't vergoten bloed.
Maar om het kruis op Pylos trans
Verdigtte zich die hemelglans
Als tot een kroon van gloênde stralen.
Heel Hellas schouwt het wonder aan,
En juicht: ‘Gezegend duizendmalen!
De Christenzon is opgegaan!’
Reeds schiet haar eerste morgengloor
Een reiner vuur de boezems door,
| |
[pagina 51]
| |
Dauwt rust in 't graf der martelaren;
Dra lokt heur volle middaggloed
Een' rijken oogst van hemelairen
Uit de akkers, vocht van zoo veel bloed.
Maar niet slechts om oud-Pylos trans
Blonk hemelschoon die wonderglans,
Die straal, des Eeuw'gen troon ontschoten;
Zij wemelde ook om vlag en vaan,
Om steng en mast der Christenvloten,
Thans wrekers Gods op d'Oceaan!
Ziet! heerlijk glanst heur wimpeldoek,
Thans reingewasschen van den vloek,
Die er verschriklijk zwaar op lastte,
.............;
Maar 't bloed, dat thans er over plaste,
Verbergt die smet in 't inkarnaat.
O ja, 't zijn Christenwimpels weêr,
Geen Renegatenstanderds meer,
Geen hulpbanieren der barbaren!
Zij bragten heil aan 't broederland,
Waar dra een volk van martelaren
Zou molmen, tot Europa's schand'.
Op dan, Euroop! dien dag gevierd,
Den krans uw haren doorgezwierd,
En 't sneeuwit bruidskleed aangetogen!
Voorbij is de al te lange rouw!
De vreugde vonkt weêr uit uwe oogen;
Gij zijt niet meer een weduwvrouw!
Ziet! alles viert uw hooggetij;
De weeklagt van uw volkenrij
Wordt dooor een jubellied vervangen;
De kroon op uwer Vorsten hoofd,
Te lang met nev'lig floers omhangen,
Gloeit weêr, door smet noch vlek verdoosd.
En in der zonen wijden kring,
Die gij bestraalt met zegening,
| |
[pagina 52]
| |
Voert men de lang verlaten weezen;
Gij drukt ze aan 't warme moederhart,
En de uitroep: Hellas is herrezen!
Vergeldt uw lange weduwsmart.
a. boxman.
19 Dec. 1827.
|
|