zielen in geduld! Want, Halleluja! des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich. Ja, amen, Halleluja! - Ja, de geheele wereld hoore het, en de geheele wereld haaste zich, en redde hare ziele in Sion! Alles toch wankelt, maar Sion niet. Ja, amen! Ja, God is midden in Sion; daarom zal zij bewaard blijven; God zal haar vroegtijdig helpen, haar heerlijk helpen, onuitsprekelijk heerlijk, bij het aanbreken des morgenstonds. Juicht: Halleluja! - Bidt aan! - Amen, ja amen!’
Indien onze Lezers, die daarom nog geene Lezers van feldhoff's sermoen behoeven te worden, nu nog denken aan de gouden appelen in zilveren gebeelde schalen van salomo, (zoo als zij door onzen Schrijver niet vergeten zijn, bl. 5) dan kunnen zij hunne dwaling even min wijten aan ons, als aan feldhoff en diens Vertaler. Deze laatste heeft door zijn zich zorgen maken, bl. 25, gezorgd, dat de Hoogduitsche afkomst van dit stukje boven alle bedenking is.