Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOstéographie de la Baleine échouée à l'est du port d'Ostende, le 4 Novembre 1827; précédée d'une Notice sur la découverte et la dissection de ce Cétacé; par Dubar, Chirurgien à Ostende, Membre de la Société Chirurgicale d'Amsterdam, des Sociétés de Médecine de Bruxelles et de Gand, de celles de Bordeaux, Toulouse, Douai, etc. Bruxelles, Laurent, Frères. 1828. 8vo. [Beschrijving der beenderen van den Walvisch, enz. 61 Bl. en 13 Steendrukplaten.] f 3-:Ziehier een werkje, regt geschikt om algemeene belangstelling te wekken! De groote - sit venia verbo - de Koninklijke (!) Walvisch is in ons land hetgeen de Gi- | |
[pagina 589]
| |
raffe in Frankrijk vóór eenigen tijd was; en kwam slechts de landaard overeen, en gaven wij de wet in de modewereld, wie weet, wat niet al à la Baleine door geheel Europa zou worden gedragen! Doch wij arme, torpide Hollanders! zelfs deze groote afgrondsvisch heeft, behalve eenige Courantentijdingen, nog niets in ons land te weeg gebragt - nog niets - dan dit boekje, hetgeen (is er Plaat 13 ook de schuld van?) nog niet eens in de Hollandsche leesgezelschappen algemeen is doorgedrongen. Evenwel hier en daar ligt het nu op den schoorsteenmantel naast of op eenige romans van walter scott, of tusschen de deelen van het leven van napoleon, en herinnert ons, door die toevallige bijeenbrenging, dan misschien nog wel aan de uitspraak van den ouden Bode van Wandsbeck ‘Het Genie is een Walvisch!’ Jammer maar, dat het hier wederom blijkt, dat het genie zich niet mededeelt. Althans de Schrijver van dit boeksken schijnt van zijnen omgang met dien reus der zeeën niet veel voordeel getrokken te hebben. Parturiunt montes-mus nascitur, ridiculus mus. Een boekje, met andere woorden, meer geschikt om in eene kermistent aan een gapend publiek te worden uitgereikt, dan om den weidschen titel te dragen van Ostéographie de la Baleine. Wij meenden het aan de eer der Hollandsche natie, aan het vaderland van den onsterfelijken camper schuldig te zijn, deze snorkerij niet onopgemerkt te laten, opdat men buitenslands niet in den waan zoude komen, dat het met den toestand der vergelijkende Ontleedkunde in ons vaderland zoo ver gekomen was. Wanneer dus de Heer kessels, met den Walvisch reizende, ook misschien deze Ostéographie met zich voert, raden wij hem, er bij te berigten, dat er eene aanprijzende beoordeeling van gevonden wordt dans certain Journal écrit en Hollandais. Dit toch schijnt de geliefde manier van uitdrukken van den Schrijver te zijn, die, blijkens den titel, certain dubar is, wien wij den welmeenenden raad | |
[pagina 590]
| |
geven van zijne Voorrede voortaan op wat lageren toon te stemmen. Men oordeele: J'ai cru devoir entrer dans ces détails préliminaires, parceque certaines personnes ont avancé malicieusement que si la Baleine n'avait pas été disséquée c'est que nous ne l'avions pas voulu, et que du reste elle était malheureusement tombée entre les mains de gens qui n'y connaissaient rien. La description qui va suivre prouvera jusqu'à quel point cette assertion malveillante était fondée. Door dit nederig beroep op deze beschrijving hebben wij dan de vrijheid, om de kundigheden van den Heer dubar af te meten naar dit werkje. - Doch wij willen hem sparenGa naar voetnoot(*), en alleen onze spijt te kennen geven, dat wij door dit boekje volstrekt geen gewin voor de wetenschap bekomen hebben; dat de talrijke, somtijds teekenachtige platen niet met meer juistheid zijn vervaardigd; en dat wij er niets uit leeren, dan de geschiedenis van het vinden van den Walvisch; zijne noodlottige rotting, gedurende 8 dagen, op het strand van Ostende; de reis naar Parijs, om cuvier's gevoelen over den Rorqual en de Jubarte te vernemen (men had eerst wel eens het eerste deel van het Règne animal kunnen opslaan); en eindelijk, 't geen nog het beste is van alles, | |
[pagina 591]
| |
de naauwkeurige afmetingen van de onderscheidene deelen van het skelet. Wij verheugen ons, dat dit ten minste bewaard is, en wij hooren algemeen, dat het goed bewerkt is. Wij hopen, dat er in het vervolg eene betere beschrijving van moge gegeven worden. Wij nemen afscheid van dit boeksken, en laten het aan den Heer Prof. van breda over, (die hier wederom als un certain Professeur wordt aangeduid) zich tegen de aanvallen van den Schrijver te verdedigen, zoo hij het noodig keurt. Wij hebben op dezen Hoogleeraar geene bijzondere betrekking, en kunnen dit des te gereeder aan hem overlaten. |
|