Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 494]
| |
ven leering en onderhoud beloven; alleenlijk hebbe de lezeres een door het vrolijke, beuzelachtige leven in de wereld geen al te zeer verwilderd en bedorven hart. De aanminnige en bevallige Eudolië was, na het overlijden van haren vader, en bij het tweede huwelijk van hare moeder, in een klooster opgevoed. Hare moeder, geheel in en voor de groote wereld levende, anders geene ongevoelige vrouw, had zich tien jaren lang met haar niet bemoeid, en haar in dien langen tijd zelfs niet eenmaal gezien. Als huwbare dochter komt zij te huis, en wordt door den stiefvader beleefd, maar door de moeder met hartelijkheid en liefde ontvangen. Zij zelve was rijk. In de leefwijs in het ouderlijk huis kon zij zich moeijelijk vinden; Mama had voor den vertrouwelijken omgang en de uitlating van het hart zelfs geen oogenblik tijd. De groote wereld stond Eudolië tegen, en zij smachtte naar haar leven in het klooster, en in het bijzonder naar eene ware vriendin, die zij daar had achtergelaten, met weemoed terug. Zij schikte zich echter, zoo goed zij kon, en schoot in geen harer pligten te kort. Zij was inmiddels bestemd voor eenen man, wel eenige jaren ouder dan zij, maar dien zij gelukkig kon hoogachten, die met haar in smaak en neigingen oveenkwam, en met wien zij zich dus een bedaarder en voor haar genoegelijk leven beloven kon. Op een Bal vat zij koude, en dit had erge gevolgen. Het bezoeken der baden werd haar geraden, en, daar de moeder haar niet verzellen mogt, verzelde haar eene tante, eene koele vrouw; zij miskende de zwakheid en wezenlijke ziekte van het meisje, en beweging en verstrooijing waren het eenige geneesmiddel in haar oog, waarmede zij de veege zieke onophoudelijk martelde. Eudolië scheen intusschen te beteren; dan, toen men de terugreis zou aannemen, kwam onverwachts hare moeder. De echtgenoot had ontdekt, hoe deze het hare, en meer dan het hare, ellendig verspild had; deze verspillingen moede, scheidde hij van haar, en zij mogt haren zoon, dien zij bij hem had, zelfs nimmer wederzien. Zij trok nu met Eudolië naar een afgelegen landgoed. Eudolië beviel het daar wèl, te meer nog, daar het ook het laatste verblijf was geweest van haren vader, wien de spilzieke, wereldsgezinde vrouw almede het leven verbitterd had. De moeder, intusschen, wenschte Parijs en de Parijsche groote wereld terug, en kwelde hare dochter op de bitterste wijs; zij was eene bij uitstek harde moeder jegens zulk een voortreffelijk | |
[pagina 495]
| |
kind. In één opzigt was Eudolië onverbiddelijk: zij wilde haren minnaar niet bedriegen, door hem de ruïne en schande van het ouderlijk huis te verbergen; zij zag af van zijne hand. Hare gezondheid nam van dag tot dag zigtbaar af. Intusschen gelukte het haar eindelijk, de dwaze, ligtzinnige moeder te verbeteren, en haren echtgenoot met haar te verzoenen. Ook haar waardige minnaar bleef haar getrouw. Zij had dus nog goede dagen kunnen hopen, indien haar leven niet ware afgeloopen en zij nu eindelijk bezweken. Ook bij haar sterven bleef zij bedaard, gelaten, echt godvruchtig. - Achter dit verhaal vinden wij nog eenige van hare nagelatene papieren; alle verstandige uitboezemingen van haar echt godsdienstig hart. Wij ontvangen dit verhaal, waarvan wij deze dorre schets gaven, grootendeels in den vorm van een Dagboek, 't welk Eudolië schreef voor hare straks gemelde vriendin; wij zien overal in hetzelve teederheid van geweten, echt godsdienstig gevoel, en opregtheid. Zij beschuldigt zichzelve gedurig over den te grooten invloed, dien het leven in de groote wereld en derzelver verstrooijingen maakte op haar hart; en, terwijl men haar goedkeurt en bewondert, ziet men de nederige en schroomvallige godsvrucht, die hare zwakheden kent en bestrijdt. Zij is overal de teeder liefhebbende en gehoorzame dochter, hoe hard zij ook behandeld werd. In één woord, zij is een waardig voorbeeld voor alle jongedochters. Het voorberigt zegt, dat het werk niet geheel verdichtsel is, maar dat er werkelijk zoodanig eene Eudolië bestond. Het boek is oorspronkelijk door een Roomschkatholiek Genootschap uitgegeven. Overal straalt het ook door, dat Eudolië Roomschgezind was; zóó echter, dat dit den Protestantschen lezer maar weinig zal hinderen. Wij wenschen, dat het werk door velen gelezen worden en Eudolië vele navolgsters vinden zal, die wij dan, tot heil der wereld, een langduriger leven en blijdere dagen hartelijk toewenschen. |
|