Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 359]
| |
De mislukte aanslag, door de zonen van den onthalsden Raadpensionaris in 1623 tegen het leven van Prins maurits gemaakt, zoude in zeer vele opzigten geschikt zijn voor eene tragische behandeling, ware het niet, dat voorzigtigheid en kieschheid geboden, een onderwerp, hetwelk in zulk een naauw verband staat met vroegere staatkundige verdeeldheden, die latere geestdrijvers door onbedachte aanvallen en schotschriften weder hebben zoeken op te warmen, zoo weinig mogelijk aan te roeren. Daarenboven moet de Treurspeldichter, om de noodige belangstelling voor zijne hoofdpersonaadjen in te boezemen, hen niet voorstellen als enkel moordenaars, maar tevens als dweepende vaderlanders, die in den dood van maurits het geweldig, maar alleen overblijvend middel zagen tot redding van het Gemeenebest; en, ten einde deze voorstelling behoorlijken ingang vinden kunne, moet maurits geschilderd worden als een dwingeland, als een vertrapper van de regten des volks, hetgeen even ongeschiedkundig als onbescheiden zijn zoude. De zwarigheid lag in den aard des onderwerps; en de Heer de hoog, die dezelve op de eene of andere wijs moest oplossen, zocht aan beide partijen, zoo wel aan de verdedigers van oldenbarneveld, als aan die van maurits, eenigermate genoegen te geven, door zoo wel de zamenzweerders, als den Prins, voor te dragen als beminnaars van het Vaderland; doch de eersten door wraakzucht verleid, om in den moordenaar van hunnen vader niets dan eenen dwingeland te zien; en den laatsten door vleijerij en inblazingen overreed, eerst om den Raadpensionaris uit den weg te ruimen, en vervolgens de beloofde bescherming aan diens zonen te onttrekken. Deze vinding is niet ongelukkig; en indien de Dichter genoegzaam tragisch talent bezeten, en voldoende ruimte genomen had, om de karakters der hoofdpersonen op deze wijs menschkundig te ontwikkelen, dan had zijn Treurspel den hoogsten lof waardig geweest. Doch wij moeten het ronduit zeggen; het stuk, gelijk het voor ons ligt, is meer de schets tot een goed Treurspel, dan de volledige uitwerking van die schets. De karakters zijn slechts aangeduid, niet ontwikkeld en uitvoerig behandeld; ofschoon wij met vreugde erkennen, dat in deze flaauwe aanduidingen de kiemen gevonden worden tot al hetgene deze karakters, bij eene volledige en echt dichterlijke uitwerking, zijn moesten. Daarenboven heeft de zucht, om de handeling, vol- | |
[pagina 360]
| |
gens den Franschen tooneelregel, binnen vierentwintig uren te doen afloopen, aanleiding gegeven tot de grofste onwaarschijnlijkheden, ja onmogelijkheden, in het geschiedkundige plan des gedichts. Het verraad wordt in den namiddag gesmeed, tegen den avond ontdekt; des nachts worden de zonen van barneveld overvallen, en de eene wordt den anderen morgen, ten gevolge van een door het Hoog Geregtshof geslagen vonnis, onthoofd; terwijl de andere zich door de vlugt gered heeft. Dat heet eerst spoed in het vak van Regtspleging, bij welke de vlugheid der Turksche Cadi's volstrekt niet halen kan! Doch, daar die spoed geheel strijdig is met onze zeden en gebruiken, is hij een hoofdgebrek in den aanleg van het plan. Omtrent den anderen vaststaanden regel van de eenheid van plaats heeft het de Schrijver zoo naauwgezet niet genomen; het tooneel is beurtelings in de woning der weduwe van den Raadpensionaris, in het hofvertrek van maurits, en in het binnenste der Gevangenpoort. Wij voor ons vinden geene zwarigheid hoegenaamd in deze tooneelverplaatsing; met spaarzaamheid gebezigd, geeft dezelve eene hoogere waarschijnlijkheid aan de handeling, dan dat men, gelijk in zoo vele Fransche Treurspelen, de verschillende partijen beurtelings hare aanslagen ziet vormen en beredeneren op dezelfde plaats, van welke de eene zich, zonder eenige denkbare reden, alleen verwijdert om voor de andere ruimte te maken, die er even ongemotiveerd binnentreedt; terwijl deze plaats meestal juist eene zoodanige is, welke zelfs de onvoorzigtigste niet zoude uitkiezen, om er zijne geheimen mede te deelen. Dit weinige zij genoeg tot beoordeeling van het plan van dit Treurspel; thans nog iets over de verzen, in welke hetzelve is vervat, en derzelver dichterlijke waarde. Er worden hier wel geene schoonheden van den eersten rang gevonden; sierlijkheid en kracht ontbreken, en vullende stopwoorden zijn er in overvloed; doch de Dichter heeft echter onmiskenbaren aanleg voor de dramatische poëzij; hij weet de zamenspraak ongedwongen en levendig voort te zetten, hetgeen waarlijk eene zeer groote verdienste is; hij verstaat de kunst van de karakters te doen uitkomen door de woorden, welke hij aan zijne personaadjen in den mond legt, en verheft zich op sommige plaatsen tot de ware hoogte der tragische poëzij, b.v. in verscheidene trekken van het tweede tooneel des vierden bedrijfs, waar de weduwe van barne- | |
[pagina 361]
| |
veld om lijfsgenade voor haren zoon bij maurits gaat smeeken.
maurits.
Mevrouw! vertrek van hier, ik sla uw smeekbede af.
maria.
'k Zal gaan! - Welaan, mijn kind! de geeselroe zij straf,
Bezwijk niet, hoe gestreng ons 't noodlot ook moog treffen;
Fier, fierder nog dan ooit behoort gij 't hoofd te heffen:
Een Wezen leeft omhoog, dat niet slechts d' onderdaan,
Maar ook den man, die heerscht, eenmaal te regt doet staan;
Een Wezen, dat die kalmte in onze ziel doet stroomen,
Die nooit in 't schuldig hart weldadig neêr zal komen. -
Vaarwel, rampzaalge plaats! waar vruchtloos wordt gesmeekt;
Waar gade en zoon vergeefs van mededoogen spreekt,
En waar een moeder nog gehoond wordt in haar smarte!
maurits.
Een moeder, die als ga zoo teer niet was van harte!
maria.
Ik heb mijn waarde, als ga van d' eedlen Barneveld,
Door fier te zwijgen, Prins! in veiligheid gesteld.
Hij, die strafschuldig is, behoeft alleen genade:
Ik smeek als moeder dus, maar smeekte nooit als gade.
Zulke trekken doen ons de blijde hoop voeden, dat de jeugdige Dichter, bij meerdere oefening, ons de veelbelovende kiemen, welke wij in dit Treurspel opmerkten, eenmaal als rijpe vruchten zal aanbieden. |
|