moediging in de ure des doods, en zal volgaarne instemmen met het volgend besluit van den achtingwaardigen Auteur, hetwelk wij tevens als proeve mededeelen: ‘Willen wij nu uit al het gezegde een algemeen besluit trekken, zoo zal dat, dunkt mij, hierop neêrkomen, dat de kunst om wel te sterven bestaat in wel te leven. Een braaf en godvreezend gedrag wapent ons tegen alle de verschrikkingen des doods. Het is natuurlijk, dat iemand, die dit leven op zijnen regten prijs schat, die hetzelve beschouwt als eene voorbereiding voor de eeuwigheid; dat iemand, die aan de overzijde des grafs vooral die volkomene zaligheid verwacht, waarvoor hij vatbaar is; dat zoo iemand dikwijls, gestadig denkt aan het oogenblik, hetwelk hem in die zalige eeuwigheid zal overbrengen. Hij verkeert dus, als
ware het, dagelijks met den dood, en deze gemeenzame verkeering ontslaat zijn hart van alle vrees voor denzelven. - Welk een zegen ligt er dus in de betrachting van onze pligten, in eenen regt Christelijken wandel! Een deugdzaam en godvruchtig mensch bewaart zijne gezondheid ongeschonden en verlengt zijne levensdagen, en, na eene vereerende grijsheid, sluimert hij zacht in, om eens tot een heerlijker leven te ontwaken. - Is het u dan, mijne vrienden! na het lezen dezer bladen, regt ernst, de grootste schatten dezer aarde, een lang en gezond leven en eenen zachten en gerusten dood, te verkrijgen, denkt dan veel aan de gouden spreuk van salomo: De Wijsheid is het voornaamste. Spreuk. IV:7.’