Anekdote van A.H. Franke, den stichter van het weeshuis te Halle.
(Morgenblatt, 18 Julij 1827.)
Franke en ehlers waren te Amsterdam bij een zeer rijk man bescheiden. Zij kwamen tegen den avond bij hem, en werden in een donker vertrek gebragt, waar zij hem verbeidden. ‘Hier,’ zeide de een tot den anderen, ‘zal wel geene weldadigheid wonen, waar men de zuinigheid tot eene kaars uitstrekt!’ Deze meening werd niet weinig versterkt, toen de rijke Hollander verscheen, en zich wel een uur lang, in het donker, met hen onderhield, en, in den loop van het gesprek, zelf verklaarde, dat hij gewoon was, nutteloos licht te sparen, en het hun toch om te spreken, niet om te zien, te doen was. Bij het afscheid riep hij om licht, nam zeer vriendelijk afscheid van hen, en gaf hun tevens een paar wissels van aanbelang voor het weeshuis. Franke was openhartig genoeg, om bij zijnen dank een woord te voegen, zijne verrassing te kennen gevende, en dat hij, bij zoo groote spaarzaamheid, zich geenszins gevleid had, voor eene buitenlandsche inrigting eene zoo rijke bijdrage te ontvangen. ‘Mijnheer franke,’ dus antwoordde de Hollander, ‘wie in het kleine niet spaarzaam is, kan niet in het groote goed doen; wie niet het noodelooze afsnijdt, heeft dikwijls voor het noodige niet genoeg.’ Karakteristiek is deze trek in den mond des Hollanders, maar toch in het algemeen ontwijfelbaar waar, en een leerrijke wenk voor hen, die zoo ligt overhellen, om dáár karig- ja gierigheid te vinden, waar zij alleen wijze spaarzaamheid behoorden te zien, en om te vergeten, dat dezulken, die zij voor bekrompen van hart en schraapziek uitkrijten, hen vaak in ware liberaliteit en degelijke welwillendheid verre overtreffen. De ver-