Strenge proef.
Vóór eenigen tijd bezocht een Prins van den bloede een der Trappisten-kloosters in het Zuidelijk gedeelte van Frankrijk. De Prior stelde hem de tot altijddurend stilzwijgen verpligte broeders achtervolgens voor, en zeide eindelijk bij een' derzelven: ‘Ziehier, mijn Prins, een' ongelukkigen soldaat, die bij den slag van ***, uit vrees voor het kanon, wegliep, en vervolgens, uit wanhoop over zijne verlorene eer, in deze Orde trad.’ - Op die woorden verschoot de broeder van kleur; gramschap en trots fonkelden hem ten oogen uit, en de schrikkelijkste zielestrijd teekende zich in zijne ontstelde gelaatstrekken; maar, eensklaps op het kruis starende, vouwt hij de handen zamen, valt demoedig den Prior te voet, en verlaat bleek en zwijgend het vertrek. - De Prins, door dit tooneel getroffen, vroeg den Prior gemelijk, waarom hij dezen ongelukkigen dus hard bejegende. - ‘Mijn Vorst,’ antwoordde deze, ‘ik deed zulks, om u te toonen, wat kracht de Godsdienst bezit. Deze broeder was een der braafste Ofsicieren, die in bewusten slag wonderen van dapperheid heeft verrigt. Gij zaagt den strijd, dien mijne valsche beschuldiging in hem verwekte; maar gij zaagt tevens zijne onderwerping.’