op onze hoofden nederdalen. Een tweede schok was van minder gevolg. Vervolgens is het keizand van de bedding der rivier tot ons doorgedrongen. Dit alles heeft ons niet belet voort te gaan; en tegenwoordig zijn wij twintig voet verder, zonder door een' enkelen droppel waters te zijn gestoord. Onze werklieden hebben nog nooit eenige ongerustheid doen blijken. Die in het laagste gedeelte sliepen zeer gerust; terwijl die van de derde verdieping zich in het zweet arbeidden, door de aangewende pogingen, om het indringende water meester te worden. Mijn zoon heeft daar dertien nachten geslapen; ik zelf desgelijks, en ik vlei mij, dat dit eene der schoonste bladzijden van ons dagboek zal opleveren.’ - Toen de Heer schlick Londen verliet, bewerkte men 2 voet der galerij in 24 uren; 200 werklieden waren met dezen arbeid bezig. Twee jaren heeft dezelve reeds geduurd. Op den 15 Nov. l.l. schreef de Heer brunel, dat hij 312 voet gevorderd was; dit was de diepste plaats der rivier, wier bedding niet meer dan 10 voet was boven de zoldering der galerij; zijnde de diepte, bij vloed, aldaar 32, en, bij ebbe, 12 voet.