van bewaring mag worden aangemerkt, dat ooit de wereld heeft opgeleverd, en dat ligt zou worden betwijfeld, bijaldien geene echte narigten en ontledende bewijzen hieromtrent de onmiskenbaarste zekerheid verschaften.
Er werden, namelijk, in de tweede tot de Fullonica (eene tot het wasschen van linnen bestemde openbare plaats) behoorende woning, in eene door zamenverbondene aarde gevormde ledige ruimte, vijf overeindstaande glazen flesschen gevonden; en men konde, zoo wel uit de gedaante dier ruimte, als uit de bijkans geheel vergane stukjes hout, waarin zich nog spijkers bevonden, ten duidelijkste ontwaren, dat dezelve in een houten kistje moeten zijn bewaard geweest.
Bij de in het Museum op den 28 October jongstleden te werk gestelde reiniging van de buitenzijde dezer flesschen bemerkte de Heer campo, Secretaris van dit Museum, in twee derzelven een donker voorwerp; en, de zaak naauwkeuriger onderzoekende, ontdekte hij, tot zijne niet geringe verbazing, in de eene flesch nog geheel onverteerde Olijven, en in de andere een dik vocht, hetwelk hem eene soort van ingelegde vischeijeren, of kuit, scheen te zijn.
Op ontvangen narigt beval de Koning, dar deze voorwerpen scheikundig onderzocht, en het overblijvende in glazen luchtledige cilinders, hermetisch gesloten, voor de nakomelingschap zoude worden bewaard; terwijl een gedeelte der Olijven zoo wel, als der andere onbekende zelfstandigheid, in de oorspronkelijke glazen, desgelijks luchtledig gemaakt en op gezegde wijze gesloten, moest worden gelaten. - Ziehier de woordelijke vertaling van het verslag van den, door de Akademie der Wetenschappen, met de ontleding der te Pompeji uitgegravene voorwerpen belasten Scheikundige, den Heer covelli:
‘De Olijven werden in eene vierhoekige glazen flesch met een' wijden mond gevonden.
De boterachtige zelfstandigheid was in eene cilindervormige vaas, met een' naauwen mond en een hengsel voorzien, besloten.
Onderzoek der Olijven. - Het glas, dat dezelve bevat, was van boven tot op de helft met volkanische uitwerpsels, assche en lapilla vervuld; de Olijven, omgeven van eene vette zelfstandigheid, bevonden zich in de benedenhelft. Zij hebben de grootte en gedaante van de gemeenlijk onder den naam van Spaansche Olijven bekende bijsoort. Aan eenige derzelven bevinden zich nog de stelen. De kern is niet zoo