V. Dewijl zij, met aan het volk een verheven denkbeeld van de Godheid te geeven, den eerbied voor het Opperwezen zouden vermeerderen, en met op eene ergerlijke wijze te leeren, dat God alomtegenwoordig is, daardoor den eerbied voor mahomed en het getal der bedevaartgangers naar Mekka zeer zouden verminderen, ten koste van het behoud der arme geloovige zielen.
VI. Naardien, met geduriglijk de Westersche Schrijvers te lezen, die over de besinettelijke Ziekten, en over de wijze, hoe dezelve te verhoeden, geschreven hebben, wij zonder twijfel ongelukkig genoeg zijn zouden, ons, Geloovigen, van de Pest te bevrijden, en daardoor iets onvergeeflijks bestaan mogten tegen het bestuur der waakzame Voorzienigheid.
Om deze en andere redenen, zoo ter stichting der Geloovigen, als tot welzijn hunner zielen, verbieden wij hun, op straffe van eeuwige verdoemenis, immer eenige boeken te lezen; en uit vreeze, dat zij in de duivelsche verzoeking mogten geraken van zich ter verkrijging van kennis te laten onderwijzen, zoo verbieden wij alle vaders en moeders, hunnen kinderen te leeren of te laten leeren lezen. En om voor te komen, dat iemand zich tegen onze bevelen verzette, verbieden wij zelfs allen en een iegelijk, zich met denken bezig te houden, op straffe als boven.
Voorts gelasten wij aan alle ware Geloovigen, ons terstond kennis te geven, wanneer zij iemand vier woorden zullen hebben hooren spreken, aan welke een klare en zuivere zin te geven is; ook bevelen wij, dat men in alle gesprekken en verstandhoudingen zich bediene van spreekwijzen zonder zamenhang en beteekenis: alles volgens het aloud gebruik, bij de Sublime Porte gevestigd.
En om te beletten, dat geene kontrabande gedachten onze heilige Keizerlijke Stad ingevoerd worden, zoo stellen wij bijzonderlijk tot opzigter aan, zijner Hoogheids Eersten Geneesheer, die, geboren in de moerassen van het Noordelijk Westen, reeds vier hoogachtbare Personen van de Ottomannische Familie heeft ten grave gebragt, en wiens belang het meer dan dat van iemand anders is, ons Geloof en ons zoo heilig Abracadabra voor te staan en te bevorderen, en te gelijk te waken, dat alle kennis en verbetering buiten het rijk gehouden worde. Daarom geven wij hem bij dezen volkomene magt, om alle gedachten, die, zoo bij geschrifte als bij monde, zich voor de poorte van onze geloovige Stad zullen vertoonen, aan te houden, en ons dezelve, aan handen en voeten gebonden, over te leveren, opdat wij die zoodanige straffe opleggen, als ons goeddunken zal te behooren.
Gegeven in ons Paleis van Onkunde, den 7den van de maan Muharam, het 1143ste jaar van de Hegira.