Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1827
(1827)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNadere berigten wegens den onderaardschen weg onder den Teems.Eenige nieuwe berigten omtrent den onderaardschen weg, die thans onder den Teems gegraven wordtGa naar voetnoot(*), zullen ongetwijfeld niet zonder belangstelling gelezen worden. Ik heb, gedurende mijn verblijf te Londen, het voorregt genoten, in | |
[pagina 133]
| |
het Koninklijk Instituut den Heer faraday te hooren, en dien ervaren' Krijgsbouwkundige, voor eene talrijke vergadering, een naauwkeurig verslag te hooren doen van al hetgeen men tot deze grootsche onderneming in het werk heeft gesteld; bij welke gelegenheid hij zijnen hoorders al het tot dusverre verrigte als aanschouwelijk voor oogen stelde door modellen en teekeningen, die bijzonder fraai zijn uitgewerkt. Belangrijk was het, het kontrast op te merken tusschen de belangstelling, ja zelfs de geestdrift, waarmede deze mededeelingen ontvangen werden, en de aanmerkelijke daling in de aktiën, welke een groot verlies veroorzaken voor degenen, die op deze onderneming gespeculeerd hebben, en van welke er velen in de vergadering tegenwoordig waren. Het scheen, dat het genoegen, om eenigermate deel te hebben in de uitvoering eener zoo belangrijke onderneming, hun eene genoegzame vergoeding was voor het waarschijnlijk verlies, 't welk zij bij dezelve zullen lijden. De uitvinder dezer onderneming, de Heer brunel, had het stoute denkbeeld opgevat, om op de plaats, waar de grond zoo diep was uitgegraven, als noodzakelijk was, om den wenteltrap te vormen, een' toren te bouwen op den grond zelven, en die trapswijze den bodem moest drukken, tot dat dezelve tot de vereischte diepte van veertig voet was ingezakt. Men weet, dat deze onderneming, tegen alle verwachting, gelukt is. De toren, van baksteen gebouwd, had veertig voet hoogte; het gewigt van het geheele gevaarte bedroeg tweeduizend ton (vier millioen ponden); men schraagde denzelven, bij afwisseling, met steunpijlers, hield, binnen den omtrek van den ringmuur, niet op met graven, en deed den toren op die wijze allengskens nederzakken ter hoogte van drieëndertig voet. Toen stond hij onwrikbaar, en moest men de aarde van onderen uitdelven en een' muur optrekken. Men merkte op, dat, toen de toren door eene laag nat zand heendrong, de drukking het water naar alle zijden in fonteinen deed uitspringen. Dit water werd in een' bak vergaderd en weggedragen, en het binnenste gedeelte van den toren bleef geheel droog. Het was opmerkelijk, dat de bak vervuld was met waterstof-gaz en met verzuurd koolstofzuur gaz. De toren zakte, bij elken schok, omtrent twee of drie duim; maar, terwijl men zich aan het werk bevond en de grond minder tegenstand bood, zakte hij plotseling tien duim, hetgeen eene beweging of schokking van den grond veroorzaak- | |
[pagina 134]
| |
te, die de aangrenzende gebouwen deed schudden, alsof het eene aardbeving geweest ware. Om den muur van den toren te openen en de deur tot het onderaardsch gewelf te maken, moest men zesendertig en een half voet op vierentwintig en een half wegnemen; het metselwerk was zoo stevig, dat de toren er niets door leed. De ijzeren lijst, die strekken moet tot de uitgraving der galerij, is bekend. Dat gevaarte heeft een gewigt van tachtig ton (160,000 pond), en de geheele drukking van den grond en van het water, welke hetzelve heeft te dragen, is 700 pond op elken vierkanten duim, of 60,000 pond over het geheel. Dat gewigt wordt geschraagd door pilaren, terwijl men de lijst verplaatst, hetgeen de werkzaamheid verligt en bespoedigt. Men graaft nu negen duim gronds in plaats van zes, alvorens den muur te bouwen. De werklieden hebben thans eene laag gruiszand van vijftien voet moeten doorarbeiden; daarop werd de pomp noodzakelijk, om het water te lozen, en men konde de stutten slechts één voor één wegnemen. Nu kwam men aan de klei, en vond alles weder droog. Op de 1300 voet volle lengte, die de galerij ongeveer zal beslaan, zijn er reeds bijna tweehonderd gegraven. Elke voet vereischt, dat men veertig ton (80,000 pond) gronds wegneme; en, ondanks den onvermoeiden ijver, waarmede men het werk voortzet, kan men er slechts honderd ton elken dag uithalen. In hetzelfde tijdsverloop gebruikt men tot den buitenmuur zeventien ton of zeventienduizend baksteenen. |
|