De Ton van Diogenes, Romance, door J.F. van Goethem, Onderwijzer aan het Instituut te Elburg. Gedeeltelijk naar aanleiding van het Hoogduitsch proza van anton wall. Voor rekening van den Autheur. Te Nijmegen, bij de Wed. J.C. Vieweg en Zoon. 1827. In gr. 8vo. 29 Bl. f :-40.
Ofschoon wij geene genoegzame reden hebben kunnen vinden, om welke de Heer van goethem, wien wij hier voor het eerst als dichter of verzenmaker ontmoeten, deze Romance met geweld afzonderlijk de wereld in moest zenden, en niet liever dezelve in het Mengelwerk van een Tijdschrift of Jaarboekje geplaatst zocht te krijgen, als wanneer hij het voorregt zoude genoten hebben der critica intra parietes, of der beoordeeling onder vier oogen (een voorregt, voor den poetischen aanvanger even voordeelig en aangenaam, als de privilegia legitima voor de minderjarigen); zoo erkennen wij echter gaarne, dat men deze navolging, of liever dichterlijke bewerking, niet beoordeelen moet naar de onbeholpene en geheel verkeerde scansie van deszelfs eersten regel:
of naar de, voor eenen onderwijzer, onvergeeflijke verkeerde vervoeging van het werkwoord rijten, op bl. 26.
..... zal 'k in mijn ton gezeten,
- 't hart van een u reten
of naar de op sommige plaatsen verzuimde ineensmelting der stomme e met den volgenden klinker. Neen; men bespeurt hier, met genoegen, aanleg tot den dichterlijken verhaaltrant, en ziet met spijt, dat van goethem, door te groot vertrouwen op eigene kracht, of het gemis der raadgevingen en teregtwijzingen van eenen letter- en dichtkundigen vriend, zijne intrede in de dichtende wereld niet zoo fatsoenlijk gedaan heeft, als anders het geval zoude geweest zijn.