De Koepok-inënting beschouwd, en tien bedenkingen (daartegen) overwogen. Door Maria Aletta Hulshoff. Voor minkundigen. Te Amsterdam, bij L. van Es. 1827. In kl. 8vo. 50 Bl. f :-20.
Het is onbegrijpelijk, dat ouders, die hunne kinderen liefhebben, van de koepokinenting zich niet algemeen bedienen tegen de vreesselijke kinderziekte. Om van de voorbehoedende kracht ten volle overtuigd te worden, moet men verkeeren op het platte land, waar men de waanwijsheid van bilderdijk en capadose noch leest noch kent, en waar de algemeen ingevoerde koepok de kinderziekte, sedert langen tijd, geheel heeft verbannen. Veilig beroep ik mij op het getuigenis van landbewoners, die niet aan spitsvondigheid het dierbaarste opofferen, of het leven hunner kinderen voor de ongezoutene taal van waanzinnigen in de waagschaal stellen. Het land is ook hierin menige groote stad vooruit. Daar ziet men de gezegende uitwerking der koepokinenting, en dankt men God voor dat groote geschenk, hetwelk een capadose, voor wien de landlieden, op dit punt zekerlijk, meestal doof zijn, zoo vermetel durft lasteren.
Het doel van Jufvr. hulshoff prijzen wij zeer. Ook zij poogt de koepokinenting te bevorderen, en daartoe schreef zij voor minkundigen dit stukje. Wij hebben evenwel in hetzelve meer ontdekt, dan wij gewacht of verlangd hadden. Indien zij alleen dat stukje had in het licht gezonden, dat bij koene te Amsterdam gedrukt en flechts drie bladzijden groot is, wij zouden haar goed doel hebben geprezen, en de weinige gebreken, ook in dat stukje aanwezig, zouden wij zijn voorbijgegaan. Maar nu mogen wij met bovenstaand boekje zoo niet handelen. In den tegenwoordigen strijd van licht en duisternis is het ongeraden, alles zonder berisping te laten doorslippen. Wat heeft toch de koepok gemeen met de Arminiaansche begrippen, om hierover zoo ongepast en zoo luide te klagen? Het schijnt, dat Jufvr. hulshoff altijd zulk eene loopbaan verkiest, welke voor hare kunne niet geschikt is. De theologische valt zoo min als de staatkundige onder het bereik der vrouwen, of zij houden op vrouwen te zijn. Waaruit weet zij, dat onder de Israëliten in Kanaän het sterven van een kind iets ongewoons was? Alles, wat zij van onbekeerde kinderen goedvindt te schrijven, als die (NB.) voor-