Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1827
(1827)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 518]
| |
nog maar niet verzadigd wordt, zoo vordert het belang van schrijver en drukker toch, dat men voor afwisseling zorge, en nu eens de smakelijke vruchten op Duitschen, dan weder op Franschen, Engelschen, of welk eenen anderen bodem zoeke. Walter scott was nu reeds lang de lievelingsschrijver; uit vrees voor verveling, moge dan nu ook wederom eene andere soort worden voorgezet; en, alhoewel de ons hier nu aangebodene schotel niet geheel en al van 's mans trant van bereiding afwijkt, zal hij welkom zijn, daar hij afwisseling geeft, en ons voor 't minst nu niet weder omvoert bij de oude, ruwe tooneelen van Schotland. Wij worden hier verplaatst in Amerika, en wel in het uitgestrekt gebied van Nieuw-York, en worden tot in 1793 teruggezet, tijdens dat aldaar de landontginning reeds aanmerkelijke vorderingen begon te maken, maar de ruwe en woeste natuur daar grootendeels nog overal zigtbaar was. Wij worden verplaatst in een fatsoenlijk, maar vrij zonderling gebouwd landhuis, en in eenen kring van menschen van zeer onderscheiden' aanleg, kunde en karakter; een gezelschap, zonderling bijeengezocht, en dat aanleiding geeft tot vrij zonderlinge voorvallen, die nu eens meer ernstig en gevaarlijk, dan weder meer vermakelijk en luimig zijn, en die men doorgaans, te zijner ontspanning, met genoegen lezen zal. Wij willen den lezer niet vooruitloopen, en hem het genoegen niet benemen, hetgeen hem de zonderlinge aanleg en bouworde van het huis enz. bij de lezing geven zal, noch hem onderrigten nopens de uiteenloopende meeningen van het groot aantal verschillende karakters en luimige planmakers en praters, en ook meer ernstige en hunne vrijheid en wildere leefwijze nog niet geheel ontwende oorspronkelijke bewoners en waarschijnlijk wel voormalige heeren dezer landstreek. En, ronduit gezegd, zou ons dit ook bezwaarlijk vallen, daar geheel het boek veel heeft van het nog vrij verwarde der pas ontgonnene landstreek. Zekere raadselachtige vreemdeling, Edwards, of de jonge jager, boezemt ons al aanstonds een zeer groot belang in; wij zien hem op het titelvignet door eenen kogel in den schouder getroffen, die eigenlijk op een' reebok was gemunt; dit bragt hem in het rijke huis van den eigenaar der landstreek, zeer tegen zijn genoegen echter. Bij al het voorkomen van eenen wilde, blijkt hij te zijn een jong mensch van beschaving en kunde; en wij hopen, dat zijne kennelijk ongunstige stemming voor zijnen welmee- | |
[pagina 519]
| |
nenden weldoener eindelijk wijken zal, en dat het vervolg ons nadere opheldering zal geven van den eigenlijken grond dier ontstemming, waarnaar wij nu slechts kunnen gissen. Wij hopen, dat de alvermogende liefde hier wonderen zal doen; ofschoon wij niet kunnen gissen, wie de tooveresse moet wezen van beide de lieve meisjes, thans met hem onder hetzelfde dak, en welke beide, hoezeer zij bij het verhaal nog niet op den voorgrond staan, de grootste belangstelling opwekken. Maar, in plaats van vooruit te loopen en ons aan misgissing en teleurstelling bloot te stellen, hebben wij ons hier vermaakt met de aanvankelijke en verder geprojecteerde vervorming van het woeste land, de suikerbereiding, de duivenjagt, de vischpartij, enz. enz. en raden den lezer ook, den afloop van het verhaal, waartoe wij niet weten hoe veel deelen nog zullen vereischt worden, met geduld af te wachten. |
|