het in 't moederland met Vrijkorpsen en Schutterijen zoo druk, dat men aan hetgeen in zoo ver af gelegene bezittingen verrigt werd minder belang kon hechten. De Nieuwe Nederlandsche Jaarboeken geven, op 1785, van dien Maleischen oorlog slechts korte berigten. Ofschoon nu baane toen nog jong, en slechts nog Dek-officier was op een Compagnies koopvaardijschip, zijn echter, bij zulk eene armoede aan berigten, ook de zijne zeer schatbaar, daar hij aan de zijde van 's Lands Marine met gelijke dapperheid streed, en met eigene hand twee der vijandelijke standaards hielp veroveren. Belangrijke en nieuwe bijzonderheden voor Natuur- of Aardrijkskunde vindt men hier niet; trouwens hij deed geene ontdekkingsreis. Hij beschrijft ook eenvoudig hetgeen hem overkwam en hetgeen hij heeft bijgewoond; maar deze eenvoudigheid draagt den stempel der waarheid; zijne lotgevallen, hoewel dan niet zoo geheel vreemd en zonderling voor een zeeman en bij oorlog, boezemen echter belangstelling in, en hij merkte meer dan eens de beschermende hand der goede Voorzienigheid over hem zigtbaar op. De tegenwoordige Schout-bij-nacht ruysch, die, toen als Luitenant op het commanderende Landsschip Utrecht, dien togt heeft bijgewoond en een volledig Journaal hield, gaf verlof, om zijn Journaal bij dit Reisverhaal van baane te voegen. Van een twintigtal teekeningen, bij het handschrift van baane voorhanden, zijn er vijf, behalve het titelvignet, bij dit werk gevoegd, en versieren hetzelve. Zij vertoonen de binnenbaai van Trinconomale; de Tamelgamsche baai; Riouw, zoo als het van de reede gezien wordt; de landing der troepen op het eiland Marsch; en Cheribon, van de reede te zien.
Als een onderhoudend leesboek, voor de gebeurtenissen in onzen leeftijd belangrijk, en voor onze vaderlandsche zeehelden vereerend, durven wij dit werk gerustelijk aanprijzen.