Reis door het Koningrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg, voor jonge lieden. Door A.B. van Meerten, geb. Schilperoort. IVde Deel. Te Amsterdam, bij Schalekamp en van de Grampel. 1826. In gr. 8vo. 273 Bl. f 2-70.
Op denzelfden onderhoudenden en leerzamen voet, als bij de vorige deelen, wordt dit reisverhaal voortgezet; en vindt men hier niet alleen plaats- en landbeschrijving, maar ook wordt het verhaal door vermelding en beschrijving van fabrijken, kunststukken, tentoonstellingen, volkseigenheden en zeden, oudheden, geschiedkundige bijzonderheden en anekdoten afgewisseld. Hier leidt Mevr. van meer ten hare reizende familie door Vlaanderen; zij bezoekt daar de voornaamste steden en dorpen, en zoo gaat het op Antwerpen, Zeeland in, over Bath op Zuidbeveland, voorts op Walcheren, Noordbeveland, Schouwen en Duiveland, van daar op Philipland en Tholen. Het volgende deel, dat het laatste en reeds ter perse is, zal de reizigers te Bergen op den Zoom vinden. Voor eenen enkelen anachronismus verzoekt de schrijfster, die het te doen was om zooveel mogelijk alles te geven, verontschuldiging. Hier en daar zouden wij wel op de gekozene reisroute eenige aanmerking hebben; maar het werk is tot geen' reiswijzer bestemd; en daar de waardige vrouw kennelijk nien iedere plaats in persoon bezocht, zoo hapert het misschien wel eens hier of daar aan naauwkeurigheid. Maar verre zij het van ons, dat wij hier zouden vitten. Het werk heeft eene goede bedoeling, en geeft aan jonge dames, die er veel uit leeren kunnen, een aangenaam onderhoud; en wij twijfelen geenszins, of ook dit deel wordt met genoegen ontvangen, en het vervolg met verlangen te gemoet gezien. Men kent het werk reeds, en ook de schrijfster. - Bl. 31 lezen wij, nopens Ostende, dat een groot gebrek aldaar is, dat, hoezeer vele huizen goede putten hebben, niet alle
daarvan voorzien zijn. De inwoners dier woningen moeten dit van Brugge doen komen. Dit is, voor het minst, niet goed uitgedrukt. Dit moet op putten slaan; maar dan zou het die moeten zijn, en een' put transporteert men toch wel moeijelijk! Deze kleine onnaauwkeurigheid in de wijze van uitdrukking moesten wij aanwijzen, al ware het slechts tot een blijk onzer onpartijdigheid.