en kinderen verwaarloosde, terwijl zij elders vermaken najoeg en met de zaken van een ander te veel zich bemoeide. Hoe verlorene welvaart hersteld kan worden door overleg en bezuiniging, blijkt uit de handelwijze eener andere weduw, welke, door den tegenspoed geoefend, ware levenswijsheid heeft geleerd. Opmerkelijk en behartigingswaardig is vooral hetgene voorts gezegd wordt van zoodanige kleine loterijen, welke menig werkman zijn dagloon doen verliezen, terwijl hij door hoop op winst zich laat verleiden. Een verderfelijk misbruik, waartegen elke plaatselijke regering behoorde te waken. Het ware te wenschen, dat alle loterijen, hoe ook genaamd, ophielden, en dat althans aan tappers en kroeghouders niet langer wierd toegestaan, om ganzen, spek, vleesch enz. te verloten. Zoodanige zamenkomsten, dikwerf woeste drink- en dobbelpartijen, zijn ten uiterste verderfelijk voor de zedelijkheid en huisselijke welvaart van den gemeenen man. Is dit kwaad misschien mede eene der oorzaken van verarming onder de talrijke werklieden der fabrijken op de woonplaats des Schrijvers, ook elders doen dergelijke verkeerdheden veel nadeel. Over gebruik en misbruik van sterken drank, over oppassendheid en bezuiniging, over fatsoen en verheffing boven stand, als ook over weduwenfondsen en brandwaarborgmaatschappijen, komen voorts belangrijke wenken voor in dit werkje. Op taal en stijl zouden hier en daar wel eenige aanmerkingen te maken zijn; maar het is een Volksleesboek, en de Schrijver heeft over het geheel den volkstoon wèl getroffen. Intusschen zullen ook lieden, welke niet tot den geringsten burgerstand behooren, hier nuttige wenken kunnen vinden. Mogt het boekje in veler handen komen, en, onder Gods zegen, iets toebrengen ter bevordering van welvaart en zedelijkheid! Ware hetzelve in kleiner formaat voor geringer prijs verkrijgbaar, des Schrijvers doel zoude welligt te eerder en te meerder bereikt worden. Rec., die dit Volksleesboek met genoegen
las, wenscht, dat alle bestuurders van leesbibliotheken aan hetzelve eene plaats inruimen, ten einde alzoo de lezing onder de geringere standen vooral te bevorderen.
No. VI. bl. 231. reg. 9. leze men: Voorzienigheid.