Leerrede over de altoos werkzame en waakzame Voornigheid Gods, naar Jesaja XL:28a, gehouden op den 27 Mei 1825, te Numansdorp (Buitensluis), ter gedachtenis van het tweehonderdjarig bestaan van de bedijking van Groot-Kromstrijen, in de Ambachtsheerlijkheid Kromstrijen. Door Js. Lem, Predikant aldaar. Te Dordrecht, bij Blussé en van Braam. 1826. In gr. 8vo. 39 Bl.
De leerrede is eenvoudig: de tekst wordt verklaard; voorts de in denzelven vervatte waarheid, als door het ontstaan en de lotgevallen van den polder bevestigd, aangewezen; het derde deel bevat gelukwenschingen over Ambachtsheeren enz., en alles wordt met een vermanend woord, en tot vertroosting bij de thans niet voordeelige uitzigten voor den landbouw, besloten. De gelegenheid was ter feestviering gewigtig genoeg, en het verwondert ons niet, dat de Leeraar deze gelegenheid tot eene godsdienstige plegtigheid waarnam; hij deed daar wèl aan, en doet ook nu wèl, dat hij het hem vereerend aanzoek tot uitgave van deze leerrede niet afsloeg; zij is voor zijne gemeente een blijvend aandenken, en kan ook elders met genoegen en stichting gelezen worden.