ongelukkigen oorlog tegen de Fransche Republikeinen in België, en later als Oostenrijksch Generaal in Duitschland, reeds proeven had gegeven, zoo wel van dapperheid, als beleid. Algemeen bemind bij zijne onderhoorigen, en vooral bij den Soldaat, zoude zijn afsterven zeker eene diepe wonde geslagen hebben in de harten van alle regtgeaarde Nederlanders, indien zij, door den ongelukkigen loop der tijden, niet van de gelegenheid waren beroofd geworden, om hem te leeren kennen en vereeren. Doch thans stierf de voortreffelijke jongeling op vreemden bodem, naauwelijks gekend en onbeweend door het volk, aan hetwelk hij met zulke naauwe banden verknocht was. Het was dus een zeer gelukkig denkbeeld van het Rotterdamsche Genootschap, Verscheidenheid en Overeenstemming, om de gedachtenis van dezen jongen Vorst te verlevendigen, door een' gouden eerpenning voor het beste Lofdicht op hem uit te schrijven. Het gelukte den Heere van someren, om denzelven, gelijk zoo vele andere eereprijzen bij onze veelvuldige Kunstgenootschappen van den tweeden rang, weg te dragen; en het is zeker zijne schuld niet, dat men, om eene bekrooning te verkrijgen, de toevlugt nam tot eenen maatregel, dien men aan het Fransch Gouvernement schijnt te hebben afgezien, dat, ter bevordering van de aanneming eener tegenspraak lijdende wet, slechts een zeker getal nieuwe Pairs benoemt, die alsdan de minderheid tot de meerderheid maken. Doch, hoe dit zijn moge, wij beoordeelen niet de wijze der bekrooning, noch het wijsgeerig en weinig omslagmakend bestuur des Rotterdamschen Genootschaps, maar het bekroonde dichtstuk alleen; en derhalve betuigen wij gaarne, in hetzelve echt dichterlijken gang, ja dikwijls hooge poëtische vlugt gevonden te hebben; doch tevens draagt dit stuk, gelijk alle de anderen van den Heer van someren, de kennelijkste blijken van een al te welig vernuft, van eene al te groote zucht tot hoogdravendheid, die
nimmer tevreden is met het eenvoudige, maar, te pas en te onpas, vergelijkingen en overdragtelijke spreekwijzen verkwist. - Het geheele stuk is geweldig hyperbolisch; doch dit lag in den aard des onderwerps, dat, om velerlei redenen, niet wel anders konde behandeld worden, indien men namelijk ex professo een Lofdicht maken wilde. De voortreffelijke Prins werd, door zijnen te vroegen dood, buiten de gelegenheid gesteld, om de groote daden te verrigten, tot welke de kiem bij hem reeds ontsproten was; en dus moest