een derde van het geheel, volgens het voorberigt, bekort is. Voor het overige late men gelden, wat aldaar voorgaat over de uitvoerigheid. Waardig is het, overgeschreven te worden, voor kerkgangers, predikanten vooral, wat daar scharp en newton zeggen, en met moeite bedwingen wij ons; hoe zouden we, aan die verzoeking ons wagende, ons ook wederhouden kunnen van mede te deelen, wat daar over aandoenlijkheid vervolgens, zoo treffend en waar, voorkomt? De godsdienstige, elk predikant vooral, die eenmaal zijne bediening God ter eere wenscht te eindigen, leze alles.
De tekst is Genesis XLVIII:21: ‘Ziet ik sterf, maar God zal met ulieden wezen;’ en in het eerste deel der leerrede wordt, nadat de toehoorder in de omstandigheden, waarin deze woorden gesproken zijn, geplaatst is, het hart van Jakob, zoo als scharp zegt, beluisterd, waarin onverschrikte zielerust bij het zien naderen des doods, troost bij het scheiden in eene altijd levende en zorgende Voorzienigheid, en een onwankelbaar vertrouwen op Gods beloften zoo verstaanbaar spreken. Hoe verraste ons hier de uitweiding bij het eerste stuk, leerende, uit Jakob's geschiedenis, dat niemand, die niet alle paden des bedrogs haat, ezv. zulk een getroost sterven zich beloven mag; en uit dezelfde geschiedenis, welke het geheele geheim der Goddelijke leiding van menschen is van kronkelwegen des verderfs op de paden des regts! - In het tweede deel der rede spreekt scharp's hart tot het hart van allen, die zijn afscheid hoorden, of het geluk hebben, dat ze het lezen, over zichzelven, zijne gemeente, en de onderlinge, nu eindigende betrokking. ‘Ik ga sterven.’ Eerst wordt dit woord, als hoogstgewigtig voor den spreker, overgenomen. o, Hoe veel zouden wij verloren hebben, ware het hier niet uitgesprokene achtergelaten! Christenen! Christenleeraars! hier is een rijkdom van leering. Onderwijst, voedt, heiligt u, vooral in deze dagen is dit noodig, aan hetgeen scharp als van den rand des grafs zegt van den inhoud en de wijze zijner prediking. - ‘Onze Leeraar gaat