Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1826
(1826)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets over de feestviering ter nagedachtenis van den verdienstelijken Willem Sundorff.Naast alles, wat zich te dezer stede ter aankweeking en verheffing van smaak en kunst vereenigt, heeft zich een belangrijke Vriendenkring gevestigd, welke, gedurende den zomer, tot dat oogmerk verzamelt, - harmonica. Het nederige, maar belangrijke Harmonica bevat in zich Nederlanders van uitstekende verdiensten; vrienden en voorstanders der schoone kunsten; mannen, die eenen gezelligen omgang, met dat oog- | |
[pagina 720]
| |
merk aangevangen, als het verkieslijkste en beste genet des levens, bij voorkeur wenschen te smaken. Onder hen nu, op wie Harmonica met regt roem droeg, behoorde de edele, de voortreffelijke willem sundorffGa naar voetnoot(*). Onverwacht, en op het midden zijner loffelijke loopbaan, ontrukte de dood hem aan zijn huisgezin, aan het groot aantal zijner vrienden, en aan zijn, door hem zoo geliefd Harmonica. Diep gevoelden alle de leden van dezen kring, wat zij in sundorff verloren. Op het levendigst en roerend stond het voor hunnen geest, wat zij door sundorff's verdiensten en beminnelijke zielshoedanigheden genoten hadden, en wat dus met hem ten grave daalde. En zouden zij dit gevoel niet kenbaar doen zijn? Zouden zij geen lucht geven aan gewaarwordingen, die, uit het hart geweld, allen vereerden? Zouden zij bij het graf van sundorff zijne talenten niet herdenken, aan zijne verdiensten, door eene gepaste hulde, geen regt laten wedervaren? Men moge met eenig regt den Noordnederlander beschuldigen, dat hij, te koel voor de gloeijende uitwerkselen der kunst, maar al te veel het huldigen en toejuichen van wezenlijke verdiensten uit het oog verliest, - op Harmonica kleefde nimmer deze smet, en thans vooral mogt deze belangrijke beschuldiging niet op haar kunnen gehecht worden. Na de eerste opwelling der smart volgde dan ook dadelijk het besluit, om sundorff dankbaar te gedeuken, en zijne verdiensten, door eene stille, maar hartelijke plegtigheid, te huldigen. Tot dat einde vereenigden zich, op Zondag, den 1 October 1826, de leden van Harmonica, vergezeld door eene aanzienlijke Vrouweuschaar, ter viering dezer eenvoudige, maar roerende plegtigheid. De tegenwoordigheid van vier der kinderen en den éénigen broeder van den overledenen gaf aan deze treurige feestviering nog meerdere belangstelling, en de uitvoering was sundorff, was Harmonica waardig. Het feest werd geopend met het eerste gedeelte der Treurzangen, aan sundorff gewijd, welke Treurzangen in hun geheel vervaardigd waren door de Heeren j. van oosterwijk bruyn en w.h. zimmerman, terwijl de Muzijk, op aanvrage van het bestuur, door den Heer j.w. | |
[pagina 721]
| |
wilms was gecomponeerd. Treffend was reeds de uitwerking dezer eerste zangen, welke door de beoefenaars der Toonkunst, leden van Harmonica zijnde, zoo wel als door de echtgenooten en dochters van verschillende leden, werden uitgevoerd. Aller harten toch stemden in met de woorden van den Dichter: Vloeit dan, tranen! rijst dan, klagten!
Geeft den vollen boezem lucht.
Troost moog' kleener leed verzachten:
Hier, hier voegen traan en zucht.
Hier moet elk de rouwklagt hooren,
Vaak herhaald, maar nooit genoeg:
Veel toch ging met hem verloren,
Dien de liefde grafwaarts droeg.
Hij bezweek, de brave vader!
Hij, de teedere echtgenoot!
Hij, des kunstnaars vriend en rader!
Hij, als mensch en burger groot!
Zeldzaam, echter, was het verschijnsel, dat het diep gevoel der droefheid zoodanig levendig was onder de hartelijke vrienden van den edelen afgestorvenen, dat zij, die de eerste toonen moesten aanheffen, zulks niet dan met de grootste inspanning en afgebroken konden verrigten. Zoodanig iets was reeds eene stille en heerlijke lofspraak; eere zij de harten, welke zoo diep getroffen waren! De verdienstelijke en zoo wel in het theoretische als praktische gedeelte der Toonkunst ervaren Hoogleeraar, de Heer en Mr. c.a. den tex, Honorair Lid van Harmonica, trad nu op, en schetste, met die eenvoudigheid, maar ook tevens met die waardigheid, welke het hart treffen, en zulke oogenblikken hoogstbelangrijk doen zijn, wat de edele sundorff voor zijn huisgezin, zijne vrienden en alle zijne veelvuldige betrekkingen was; wat hij als kenner en beoefenaar der Toonkunst, als edele en gevoelvolle Zanger, ja als waardig Komponist, voor Harmonica, voor zijn Vaderland, ja voor de kunst in het algemeen geweest is; hoe ieder vriend der Toonkunst, ja elk vreemdeling, aan deze kunst gewijd, hem zocht, zijne woning binnentrad, en bij hem raad, leiding en datgene vond, wat hij wenschte. Dit alles schetste de Spreker met ware en treffende verwen, en vervulde daardoor het hart van alle de aanwezigen met eene weemoedige erkentenis. | |
[pagina 722]
| |
Die weemoed rees, toen de tusschenzang, bij al het wegslepende, dat dezelve bevatte, eene zangwijze hooren deed, welke in Harmonica meermalen weêrgalmde. Het was, namelijk, den verdienstelijken wilms gelukt, eene der treffendste zangwijzen, door sundorff zelven gecomponeerd, in zijne muzikale compositie op te nemen. De uitwerking van zoodanig eene vinding kan men zich naauwelijks voorstellen. Na de uitboezeming dezer zangen trad de Heer b. klijn, bz. op, en sleepte aller gevoel, in den stroom zijner dichterlijke gewaarwordingen, onwederstaanbaar met zich voort. Al wat sundorff geweest was, in den geheelen omvang van zijn bestaan en edele hoedanigheden, wat Harmonica van hem ontvangen en door hem gesmaakt had, stond thans, als in gloeijend vuurschrift, voor aller oogen; eene innige erkentenis aan den waardigen afgestorvenen rees in aller hart: het diep gevoel der smart ging over in eenen zachten weemoed; terwijl het schilderen van 's menschen hoogste bestemming, onsterfelijkheid, de ziel van alle de aanwezigen tot eene stille berusting in den weg der Voorzienigheid, tot een vast geloof aan een hooger en beter bestaan verhief. Tot dat edel geloof werd aller gevoel eindelijk geheel gestemd door den roerenden slotzang, terwijl gewis allen den Dichter in hun hart nazongen: Dood! gij hebt uw' schrik verloren,
Als de hoop in 't hart herleeft;
Als het licht van hooger transen,
Met ondoofbre hemelglansen,
Troostrijk om ons henen zweeft.
Het welbezette Orkest, onder bestuur van den verdienstelijken b. van bree, deed insgelijks al het mogelijke tot het welgelukken dezer edele plegtigheid, en was, zoo als altoos, Harmonica waardig. Ook door Bestuurderen was alles, wat zij konden, ter verheffing dezer feestviering aangewend. De met zwart behangene zaal; de orde, waarmede alles werd volbragt; de stilte, welke onafgebroken heerschte; het aanschouwen van het in pleister gevat afbeeldsel des edelen sundorff, - alles verhief deze hulde tot eene waardige, ja treffende plegtigheid. Zoo vereerde Harmonica de nagedachtenis van den voortreffelijken sundorff! Zoo zeide zij het luid aan het | |
[pagina 723]
| |
geheele Vaderland, welk een' schat zij had bezeten, en wat zij verloren had! Nimmer zal dan ook het aandenken aan dezen belangvollen dag uit het hart der aanwezigen gewischt worden; en bij hen vooral, die sundorff kenden en innig hoogachtten, zal zijne nagedachtenis duurzaam in zegening blijven. Zoo nuttig wordt het leven, zoo belangrijk de nagedachtenis, ook zelfs van den enkelen mensch, die zich boven den engen kring van het gewone leven tot het heerlijk gebied van waarheid of schoonheid weet te verheffen! - Burger van eene hoogere wereld, zijn zijne verdiensten niet binnen den bepaalden kring van het aardsche leven beperkt. Hij leeft nog, hij werkt nog; nog sticht en verheft zijn voorbeeld, wanneer zijn stof reeds lang tot stof zal zijn wedergekeerd. Hij was het sieraad van zijnen tijd, de roem van zijn Vaderland. Onuitwischbaar is zijne nagedachtenis; want het hoogere en hemelsche ontstijgt het vermogen van den tijd; het is en blijft eeuwig, zoo als de menschelijke geest eeuwig is en eeuwig blijft. K. Amsterdam, 2 Nov. 1826. |
|