Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1826
(1826)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijRobespierre en zijn arts.(Uit hetzelfde werk.)
Robespierre had een' Doctor, die hem bediende tot bijkans op het schavot, en dikwijls, zijns ondanks, tête à tête het middagmaal hield met dien Monopolist in menschenvleesch en menschenbloed. Op zekeren dag, dat men wederom een groot getal van bijzondere personen, onder welke zich verscheidene vertrouwde vrienden des Geneesheers bevonden, had ter dood gebragt, zaten zij te zamen aan tafel. De Doctor, natuurlijk zeer ter neêr geslagen, bevond zich in eene pijnlijke omstandigheid, en was niet in staat om zijne droefheid te ontveinzen. De gastheer bemerkte zulks, en vroeg hem naar de reden. De Doctor, zich het voorhoofd wrijvende, aarzelde te antwoorden. Robespierre nam hem bij de hand, verzekerde hem, dat hij niets te vreezen had, en voegde er nevens: ‘Welaan, Doctor! uw beroep brengt mede, dat gij vele menschen ziet en spreekt; gij kunt niet onkundig zijn van de gevoelens van het meerendeel der Parijzenaars te mijnen aanzien; spreek openhartig, mijn lieve vriend; zeg mij eens, wat men van mij denkt; dit kan mij nuttig zijn voor het vervolg, en mij tot rigtsnoer verstrekken van mijne handelingen.’ - ‘Het zij zoo!’ hernam de moedige Geneesheer; ‘ik kan daarenboven den kreet van mijn geweten niet langer smoren. Ik waag er mijzelven aan, ik weet het; maar ik moet het u zeggen: gij zijt een afgrijzen aan allen; gij wordt beschouwd als de attila, de sylla dezer eeuw, als de geesel van het huisselijk geluk, als de bewerker van alle onze rampen, als de schrik der familiën. Dat ontzettend aantal onschuldige wezens, hetwelk gij geregeld naar den beul zendt, op de place de Grève; die karren van eene nieuwe vinding, welke dagelijks, op uwen last, een | |
[pagina 681]
| |
bepaald getal slagtoffers ten grave voeren; die dezelve opzoeken in de kerkers, zoo lang zich aldaar genoeg gevangenen bevinden, om dezelve te vullen; die, in het tegenovergestelde geval, het ontbrekende getal in de straten verzamelen, zonder onderscheid de eerste voorbijgangers de besten aangrijpende; en dit alles zonder vonnisvelling, zonder beschuldiging, zonder eenig ander bevelschrift dan uwen wil: ziedaar wat u den algemeenen vloek op den hals laadt; een vloek, wel is waar nog stilzwijgend, maar daarom niet min verschrikkelijk!’ - ‘O!’ zeide robespierre lagchende, ‘gij brengt mij een geval te binnen, hetwelk van de wreedheid van Paus sixtus den V wordt verhaald. Ten gevolge van een nachtelijk feest, het hoofd verhit door den wijn, beval hij, bij wijze van bonne bouche, dat de eerste man, die de poort della Strada del Popolo binnenkwam, onverwijld zou worden opgeknoopt. Alle de leden van dit bacchanaal Conclave, geheel Rome zelve bleef niet in gebreke, den Paus voor een' dwingeland, ja den wreedsten der dwingelanden uit te maken; tot dat men in het eind vernam, dat de ellendeling, op bevel van den Paus ter dood gebragt, tien jaren te voren zijne beide ouders had vermoord. Ik weet, wie ik naar de place de Grève zend. Allen, die men derwaarts voert, zijn schuldig, zonder dit te schijnen. Ga voort: wat hebt gij al meer gehoord?’ - ‘Ik weet,’ vervolgde de Arts in zijne langverkropte gemoedsbeweging, ‘ik weet, dat gij alle de klassen der zamenleving zulk eenen schrik hebt aangejaagd, dat men zelfs uwen adem vreest, en u meer schuwt dan de pest. Braldien gij in uw stelsel volhardt, zou het mij geenszins verwonderen, dat zulks voor uzelven iets verschrikkelijks ten gevolge had, en wel binnen kort.’ - ‘De arme drommels! zij miskennen hun eigen belang wel zeer; maar zij zullen het beter verstaan, wanneer hun het ontwerp zal bekend zijn, dat ik heb beraamd, om het kwaad uit te roeijen. Het geluk der natie is daaraan verbonden. Om duizend Franschen te doen veranderen, moet men vijsmaal honderdduizend dezer ellendelingen om hals brengen; en, zoo God mij het leven spare (!!!), zullen er binnen eenige maanden zoo veel minder bestaan, om binnenlandsch oproer te stichten en den algemeenen vrede in Europa te verstoren.’ - Hetgeen zeer opmerkelijk is, en waarschijnlijk alleen des Geneesheers lijfs- | |
[pagina 682]
| |
behoud verzekerde, was, dat, weinige uren na dit gesprek tusschen den bloedhond en zijnen Arts, tallien robespierre bij de Conventie aanklaagde, als verrader der Republiek. Toen de wacht hem kwam arresteren, wilde hij zichzelven door een' pistoolschoot ombrengen; maar de kogel, kwalijk bestuurd, verbrijzelde hem alleen de onderkaak, en benam hem bijkans het vermogen om te kunnen spreken. Door eene zonderlinge toevalligheid, werd dezelfde Geneesheer, daar hij zich in de nabijheid bevond, geroepen, om hem te verbindenGa naar voetnoot(*). Deze verzekert, dat, ten gevolge der ontelbare moorden, welke gedurende het schrikbewind van dit monster plaats grepen, de grond van de place de Grève, doorweekt van het bloed der slagtoffers, als 't ware in een slijkerig moeras was verkeerd, waarin het schavot deszelfs loodlijn niet meer konde bewaren; zoodat men genoodzaakt was, het werktuig nu naar deze, dan naar gene zijde te verplaatsen! De laarzen en kousen van eene menigte soldaten en Officieren, verpligt bij deze verschrikkelijke teregtstellingen tegenwoordig te zijn, waren bestendig met het bloed der flagtoffers bespat; en, daar de nationale feesten altijd gevierd werden ten gevolge van eene dezer afgrijselijke slagtingen, vertoonden de openbare plaatsen, en inzonderheid de foyer en de galerijen der schouwburgen, overal sporen van bloed. - De eerlooze barrère, de verfoeijelijke handlanger van een nog verfoeijelijker meester, verbond zich met tallien in het aanklagen van robespierre, met het éénig oogmerk om zichzelven vrij te waren. Maar zijne eigene wandaden en laaghartigheid bleven niet lang ongestraft. Onmogelijk is het, de bijzondere moorden op te tellen, op last van dien barbaar gepleegd in het nachtelijk donker, aan menschen van elken rang en klasse. |
|