Hier zag men de Grieken voor hunne beulen geknield; ginds vlugtten zij in doodelijken angst, en de Turken achtervolgden hen, met de sabel in de vuist. De nacht bood zelfs den slagtoffers geene verpoozing of uitkomst aan. Hoe zouden zij vlugten, of zich verbergen, daar de maan helder scheen, en het strand, de stad en de omliggende boomgaarden verlichtte? Het gejammer der ouders over hunne onteerde en zieltogende dochters; de weeklagten der ongelukkigen, die, binnen weinige uren, ter dood zouden gebragt worden; het gekerm der weezen en weduwen, uitgestrekt op de afgemartelde lijken van een' vader en echtgenoot, klommen ten hemel, te midden van de verwenschingen tegen de moordenaars. Maar die weeklagten over de gestorvenen werden weldra gestoord door het gekletter der wapenen en door de houra's der Turksche soldaten. ‘Weg! weg met de Grieken! met de vijanden van den Profeet! Allah! el Allah!’ De Kapudan Pacha zette hen, te midden van de bloeddorstige handlangers der wreedheid, tot de slagting aan, onder het zwaaijen met zijne sabel. De huizen en de tuinen waren bezaaid met lijken. Onder de oranjeboomen, aan den rand der fonteinen, op de rijke tapijten, op de marmeren vloeren, in het binnenste hunner afgezonderde verblijven zelfs, lagen de lijken der kinderen, der vrouwen, der grijsaards, onder elkander vermengd. Gedurende twee dagen, zoo lang er nog offers te slagten overbleven, bleven de lijken onbegraven liggen op de plaats, waar zij gevallen waren. Eindelijk, toen de helsche slagting volbragt was, hoopte men de lijken, zonder onderscheid van kunne en rang, in diepe kuilen die tot begraafplaatsen strekten, op elkander.
Twintigduizend inwoners vielen bij deze gelegenheid als slagtoffers! Sommigen hadden nog het geluk gehad, eene wijkplaats te vinden op de bergen; anderen was het gelukt, zich aan boord der schepen of vaartuigen, die zij aan de kust ontdekten, aan een' wissen dood te ontrukken. Ik heb verscheidene dier ongelukkigen eene schuilplaats zien zoeken; bleek, vervallen, wanhopig, vertoonde haar gelaat het beeld der diepste ellende: het waren jonge meisjes te voet, uitgeput door hitte en vermoeidheid; met veel inspanning trachtten zij paarden te volgen, die beladen waren met zieken en gekwetsten: het waren moeders, die afgemat nederzegen onder den kostbaren last van kinderen, welke zij aan het verschrikkelijk lot, dat hare echtgenooten had getroffen,