Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1826
(1826)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBelangrijke bijzonderheden, aangaande het uiteinde van Paus Clemens XIV.Volgens een in Italië, en in het algemeen in Europa, aangenomen gevoelen, hebben de Jezuiten Paus clemens XIV (ganganelli) door de acquetta om het leven gebragt; een vergif, dat de bewoners van Perouse, in Calabrië, hebben uitgevonden, welks opneming in het bloed zich door geenerlei in het oog loopend kenmerk aankondigt, en dat u doet sterven, ten zelfden tijde, als 't ware, dat u deszelfs aanwezigheid blijkbaar wordt; een vergif, dat, u langzaam, maar buiten het bereik der Geneeskunst, ten grave brengende, nog daarenboven het helsch vermaak van een allersmartelijkst lijden aan den vijand verschaft, wiens uitgezochte wraak u ten dood gewijd heeft. Paus ganganelli, die waarlijk groote man, wiens deugden en bekwaamheden aan den stoel der St. Pieters-kerk den schoonsten luister bijzetteden, voorzag, dat hij eenmaal het slagtoffer zoude worden van den wrok der Jezuiten, van wier heilloozen invloed het hem gelukt was de Kerk te bevrijden. Hij zeide tot zijne vrienden, die hunne ontroering te kennen gaven over de zware bedreigingen, welke zij tegen hem hadden uitgesproken: ‘Ik heb dat alles voorzien, toen ik mijn brevet uitvaardigde. Ik heb niets anders gedaan, dan hetgeen ik billijk en noodzakelijk achtte. Ik | |
[pagina 636]
| |
heb mij aan de Voorzienigheid overgegeven, en mijn leven in hare hand gesteld.’ Alle maatregelen, tot zijne veiligheid uitgedacht, de gansche ijver zijner hem zoo zeer toegedane vrienden, niets was in staat, hem voor de aanstagen dezer naar wraak dorstende sekte te behoeden. Hij herhaalde meermalen aan zijnen kok: Fra francesco, badate alla pignata; perchè altrimente anderebbe, male e per voi e per noiGa naar voetnoot(*). Ingevolge dezen last, liet Fra francisco niemand in zijne keuken komen. Op zekeren dag had hij zich uit dezelve voor een oogenblik verwijderd, en de deur verzuimd te sluiten; hij klaagde zichzelven deswege aan bij den Paus, die nu zijn middagmaal hield met versche eijeren. In 1770 hadden reeds eene boerin van Valentano en verscheidene andere dweepers, verleid door handlangers van die sekte, den dood van den Paus voorspeld, ten einde hem vrees aan te jagen, en alzoo zijne ontwerpen tegen hen te verijdelen. In 1771 werden die profetiën herhaald. In 1773, het jaar, waarop hij die gansche Orde vernietigde, deed eene dweepster uit de Mark van Ancona nog stelliger voorzeggingen. Zij bedreigde den Paus en de Vorsten, die het Genootschap hadden vervolgd en vernietigd, met verschrikkelijke rampen en een' kort aanstaanden dood; maar haar slotzang kwam altijd terug op de herleving en den luister van die Orde. Deze geruchten hielden verscheidene maanden aan, gedurende welke de Paus steeds zijne volle gezondheid behield. Maar op het einde van 1774, den Woensdag der heilige week, zeide hij, toen hij zich uit de hoofdkerk naar het Vatikaan begaf, tot den Kerkvoogd macedonio, die zijn bijzonder vertrouwen genoot: Monsignor, l' abbiamo preso; è quiGa naar voetnoot(†), op zijne maag wijzende. Hij bedroog zich niet: want kort hierop werden zijn mond en zijne keel ontstoken, moest hij van tijd tot tijd braken, verzwakte hij allengskens, greep hem eene algemeene verdooving aan, gevoelde hij eene ondragelijke pijn in de ingewanden was zijn mond gestadig geopend, even als van iemand, die door een brandend vuur in zijn binnenste verteerd wordt; | |
[pagina 637]
| |
alle deze onderscheidene kenteekenen lieten geenen twijfel over aangaande den aard der ziekte. Hij schreef aan den Geneesheer bianchi van Rimini, zijnen ouden vriend; deze kwam terstond, maar het was te laat. Zoodra de Paus de eerste kenteekenen zijner ziekte ontwaar werd, had hij zelf het tegengif ingenomen, 't welk hij altijd bij zich droeg, en reeds toen was het te laat. Hij plaatste zich in eene zeer heete badstoof, hopende door de uitwaseming het vergif uit te drijven; maar alle middelen, die hij te baat nam, waren vergeefs. De Jezuiten, intusschen, vol blijdschap bij het zien der smarten van hun slagtoffer, en van dat verschrikkelijke lijden, hetwelk de Paus, ondanks zijne hem eigene bedaardheid, vergeefs trachtte te verbergen, verspreidden nu meer en meer het gerucht van zijn naderend einde; zij gingen zelfs zoo verre van te verklaren, dat hij in September zou sterven. Te dien tijde bragt men in Duitschland eene gegraveerde plaat in omloop. Ter linkerzijde van dezelve was de Dood voorgesteld, eene banier dragende, op welke een Christusbeeld geschilderd was. In het midden zag men eene soort van tabernakel; en in dien tabernakel, waarboven men de letters IHS las, stond een ex-Jezuit, in het gewaad van een wereldlijk priester. Onder aan de plaat las men dit opschrift: Hic finis erit, en Hoogduitsche dichtregels, waarvan de zin hierop uitkwam: dat de Jezuiten wel van gewaad veranderd waren, maar dat zij nooit van gedachten of gevoelens zouden veranderen. Ganganelli stierf werkelijk den 22 September, geheel uitgeteerd door eene verschrikkelijke en ongeneeslijke koorts, hem door de acquetta veroorzaakt. Hij stierf met al de zielegrootheid van een' held en al de onderwerping van een waar Christen. Niet de minste klagt werd uit zijnen mond gehoord. Toen men hem over zijn testament sprak, maakte hij hetzelve in twee woorden: L'anima a Die, la robba a parenti.Ga naar voetnoot(*) Toen hij gestorven was, openbaarde het vergif zijne werking op de ontzettendste wijze. Het lijk viel uit elkander in zwarte stukken; het gaf een' ondragelijken stank van zich. De ingewanden en darmen werden in eene bokaal geplaatst; dezelve sprong, weinige uren daarna, met een vervaarlijk | |
[pagina 638]
| |
gedruisch uit elkander. Bloed en water stroomde langs het bed neêr op den grond, en bedekte den geheelen vloer; dit verschrikkelijk verschijnsel, zegt de geloofwaardige Schrijver, van wien wij deze bijzonderheden ontleend hebben, wekte verbazing en ontzetting tevens bij alle de omstanders, en vooral bij de Geneeskundigen. Ik moet hierbij nog opmerken, dat deze schrikwekkende ontbinding der ligchaamsdeelen plaats had, nadat de ontzielde romp, van de ingewanden ontledigd, zorgvuldig gewasschen en gebalsemd was geworden. Dus heeft de acquetta de bijzondere eigenschap, dat zij zelfs op het doode ligchaam hare werking uitoefent; en in dit opzigt mag men dezelve vergelijken bij den tijger, die, na zich verzadigd te hebben met het bloed van zijne prooi, nog de schaduw aanvalt, door de ontvleeschde beenderen gevormd. |
|