althans ondergeschikt rekende aan het heil van Nederland, en omdat hij de blaam van wederspanneling van zich wilde afweren; met één woord, die, uit staatkundige en zedelijke beginselen, den sterksten hartstogt bedwong; hij zou de wereld van zich hebben doen spreken, om, door stroomen menschenbloeds en niet dan spade, zich den weg ter opperheerschappije te banen?! -
Niet dan spade, zeg ik. Of hoe is het met dat schrander, doordringend en alles wegend verstand overeen te brengen, dat hij de grondlegging van Neêrlands Vrijheid zoude hebben aangezien als het werk van eenige weinige jaren?
Wie peilt de diepten zijner staatkunde?
Wie kon die aaneenschakeling van denkbeelden uitvinden, of slechts vatten, waardoor hij oorzaken en gevolgen aan elkander ketende? Wie kon de hulpmiddelen uitdenken, die zijn onuitputtelijke geest hem telkens aan de hand gaf? Wie kon met zoo weinig sprekens zoo veel zeggen, met zoo veel zwijgens zoo veel vertrouwen winnen? Wie verstond, als hij, de kunst, om zoo stil en verborgen en tevens met zoo veel kracht te werken? Wie kon, als hij, den berispelijken naijver van minder groote zielen in opregte hoogachting doen verkeeren? Wie, gelijk hij, zich hoeden voor kwaden schijn? Wie was zoo waakzaam, woog zoo voorzigtig zijne stappen, of liet minder op het toeval aankomen? Wie wist ooit met zoo veel achtbaarheid magtiger Mogendheden dienstbaar te maken aan de bevordering zijner oogmerken? Wie kon, als hij, zich voor hen verbergen, of belangwekkender voorkomen aannemen, zonder de regtvaardigheid te krenken? Wie was ooit gevaarlijker voor den Vorst, aan wiens bevelen hij onderworpen was, en daarbij meer verwijderd van meineed?
Hij kende zichzelven niet in zijne waarde, maar had het Nederlandsch karakter doorgrond. Deze kennis was het fondament zijner staatkunde.
Doch hij is meer dan staatsman: ook aan de spitse der legerbenden staat hij op zijne plaats. Hij snelt herwaarts aan het hoofd zijner krijgsknechten, en - verbaast eenen