Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1826
(1826)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEenige aanmerkingen op zeker stukje, getiteld: ‘Het praktizeren der apothekers.’Ga naar voetnoot(*)(Vervolg en slot van bl. 467.)
Dr. p. vervolgt, en een ieder luistere naar deze buitensporige stelling, om over 's mans gezond verstand te kunnen oordeelen! ‘Neem liever den slechtsten Doctor als Arts, en laat den besten Apotheker in zijne functie als Artsenijmenger. De eerste zal, al is hij duizend maal dommer dan de Apotheker, dien gij raadpleegt, omdat hij ten minste in de gelegenheid geweest is, u wel iets kunnen toedienen, dat u goed en nuttig zal zijn; de Apotheker zal het misschien ook doen, doch even goed kunt gij, blindelings voor zijne verzameling van geneesmiddelen staande, naar één tasten en het tot u nemen en gebruiken, indien gij in een Receptenboek van den Heer van eldik, bij voorbeeld, de hoeveelheid opslaat,’ enz. Door een' slechten Doctor, dunkt mij, kan men verstaan iemand, die zijn' tijd op de Akademie verwaarloosd heeft, of te dom was, | |
[pagina 514]
| |
om er iets te begrijpen of van mede te dragen; door den besten Apotheker, in dit geval, iemand, die een gezond oordeel heeft, en, hetgeen hij gezien, en gehoord, en gelezen heeft, wèl weet te beoordeelen en toe te passen. Want dit kunnen alle menschen van gezond verstand, en dus ook de Apothekers, die het bezitten. En nu raad ik een' ieder aan: ‘Doe uw best, om een knap Doctor bij uwe zieken te krijgen; want ieder moet, zoo veel mogelijk, alleen in zijn eigen vak werkzaam zijn, en den Doctoren komt het toe, zieken te bezoeken; maar - zoek een man van gezond oordeel, en vooral ook van ondervinding; want de Geneeskunst is grootendeels eene praktische wetenschap. Wees voorzigtig, dat gij geenen slechten Doctor neemt; want een domme Arts, of iemand, die zijn' tijd op de Hoogeschool niet goed heeft waargenomen, is zeker waanwijs; hij zal, daar hij van eene bul voorzien is, uwe kwaal behandelen, alsof hij ze kende, zonder bij anderen om raad te vragen; hij zal van het eene stelsel tot het andere overgaan; heden is hij Browniaan, morgen zal hij u met bloedzuigers, in de manier van broussais, larderen, om het even of gij eene ontstekingsziekte hebt, of met gal of waterzucht geplaagd zijn; overmorgen zal hij u, met razori, door braken en purgeren tot den bodem toe schoonmaken. Gelukkig nog voor u, zoo hij geloof hecht aan het stelsel van hahnemann, een zoogenoemd Homoiopathist is, en u slappe medicijnen geeft, zoodat gij telkens slechts een zeer klein gedeelte in uwe maag krijgt! Maar, indien gij geenen bekwamen Doctor kunt krijgen, behelp u dan veel liever met een kundig Apotheker. Deze zal er ten minste meer van weten dan gij zelf, al zat gij ook dagen lang met het Receptenboek van van eldik in de hand. Hij zal geen gevaarlijk stelsel volgen, maar u alleen geven, wat zacht werkt, en de ondervinding heeft geleerd, dat nuttig is, en hij zal het u zeggen, wanneer uwe kwaal van dien aard is, dat zij met geen gering middel te herstellen is; daar, integendeel, een slecht Doctor te nemen, in vele gevallen, hetzelfde is, als de reis naar de andere wereld per extrapost aan te nemen.’ In het Advertentieblad van 29 April 1826, No. 34, vinden wij, als een voorbeeld van de gevaarlijkheid om een slecht Doctor te nemen, een geval verhaald van een' Doctor, die de teekenen van eene beklemde breuk niet wist te onderscheiden. Toen ik dit las, meende ik, dat het een verzon- | |
[pagina 515]
| |
nen verhaal was, omdat ik niet kon begrijpen, dat men aan zulke domooren eene bul kon uitreiken, om er de menschen aan te wagen, en het speet mij van mijn' Collega, dat hij met leugens onze zaak trachtte te verdedigen. Dan, toevallig hoorde ik, kort hierna, van eenen Medicinae Doctor, dat er werkelijk zulke onbekwamen onder hen zijn, en dat men, vóór weinige jaren, te Utrecht een dergelijk, of liever nog erger geval gehad heeft, met zekeren Medicinae Doctor, johannes huigens genoemd, die eene beklemde breuk niet alleen niet herkende uit de verschijnselen, maar niet eens bij het naauwkeurig onderzoek, en het tegen den Chirurgijn durfde staande houden, dat er geene breuk aanwezig was. Dat nu dit verhaal geene leugen is, zou kunnen blijken uit de Archiven van de Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt te Utrecht, welke dezen Doctor huigens, om dit geval, achtervolgd, en onder surveillance der Commissie gesteld heeft, zoodat de Apothekers verpligt waren, wekelijks de recepten, die meergenoemde Doctor voorschreef, te laten zien. Gelukkig is deze Doctor, die naderhand Priester is geworden, dood, zoodat men sedert een paar jaren niets meer van hem te vreezen heeft! Onder meer andere van minder belang, is mijzelven ook een geval gebeurd met een Medicinae Doctor, dien men onder de slechte zoude kunnen rangschikken, hetwelk ik, om het gevaarlijke van zulke menschen aan te toonen, hier nog zal verhalen. Deze Arts schreef veertig greinen Opium in een afkooksel van Althaeawortel voor, om in den tijd van circa vierentwintig uren gebruikt te worden. Toen ik hem hierover sprak, betuigde hij niet te weten, dat dit wat rijkelijk was, en zeide, dat ik er dan maar wat minder in moest doen; waarna ik hem onderrigtte, dat vier greinen meer dan genoegzaam zouden zijn, en, zoo het niet sterk genoeg werkte, hij er dan altijd nog een of twee greinen kon laten bijvoegen. Dr. p. vervolgt in zijne toepassing, en zegt, dat Apothekers-jongelingen van twaalf jaren de vergiften gereed maken, en wel zulke sterke, dat een half grein meer hoofdpijn kan veroorzaken, en 10 greinen u naar de andere wereld zullen helpen. Dit schrijft hij zeker, om zijnen haat tegen de Apothekers nog verder bot te vieren; dan dit geschrijf is, even als zoo veel van Dr. p., eene erge leugen. Wij kunnen geene jongelingen van 12, maar wel van 14 en 15 jaren | |
[pagina 516]
| |
in onze Apotheken gebruiken, omdat ze vóór dien tijd te speelsch zijn, en nog niet genoegzaam onderwezen in hetgeen men op de lagere scholen leert, en zij moeten ook de Latijnsche taal gedeeltelijk verstaan; nu gaat er wel een jaar mede heen, eer zij kennis genoeg van de medicamenten hebben, om een gewoon recept te kunnen gereed maken, en moeijelijke recepten, of waarin sterke vergiften komen, worden of door ondere bedienden, of, onder opzigt van den Apotheker, door jongelingen van 15 of 16 jaren vervaardigd. Nu volgt er nog iets, dat reeds te voren dikwijls door Dr. p. gezegd is, over het schadelijke van het praktizeren der Apothekers, en over de verbazende moeite, die er moet besteed worden, om een goed Doctor te worden; welk laatste wij geheel toestemmen, want, om een goed Doctor te worden, moet men zijn geheele leven voortstuderen, en veel zieken gezien hebben. Het besluit is: ‘Wij wenschen voor het heil des menschdoms, dat hierin (het praktizeren der Apothekers) paal en perk worde gezet door de magthebbenden, daar nooit grootere weldaad aan de maatschappij zal worden gedaan. Het is meer dan tijd, om dit schandelijk misbruik zoo veel mogelijk tegen te gaan!’ - Dr. p. bewijst door dit slot, dat hij, bij alle zijne onkunde, ook niets van de wetten verstaat; anders zou hij dit niet geschreven hebben. Ook ten dezen zullen wij hem eenigzins inlichten. Van alle de wetten, welke voor de uitoefening der Geneeskunde in haren geheelen omvang zijn ingesteld, zijn er geene zoo duidelijke, krachtige en doelmatige, als die artikelen, welke over onbevoegde kunstoefening spreken. In art. 18 en 19 der wet van 12 Maart 1818 wordt aan allen verboden, zich met eenigen tak van Genees-, Heel-, Verlos- of Artsenijmengkunde in te laten, dan waartoe zij door hun examen bevoegd, en als zoodanigen op de lijst, welke jaarlijks in iedere provincie wordt opgemaakt, geplaatst zijn, op telkens te verhoogene boeten, patent-intrekking en gevangenis; en in de Instructie voor de Apothekers wordt dit in art. 2 herhaald. In art. 11 der gezegde Instructie wordt hun gelast, hunnen naam op de signaturen te plaatsen. In art. 13 der Instructie voor de Medicinae Doctoren worden zij verpligt, de recepten, welke zij afgeven, met hunnen naam of parafuur te teekekenen. Is er nu iets gemakkelijker, dan om, volgens de | |
[pagina 517]
| |
thans bestaande wetten, het praktizeren der Apothekers tegen te gaan? Uit het signatuur blijkt, wie het medicament heeft geleverd, en uit het recept moet blijken, welke Doctor het heeft voorgeschreven. Zoo het dus door den Apotheker zelven is geordonneerd, dan behoeft men slechts het signatuur aan den Regter over te geven, en er zijn geene getuigen meer noodig. Zoo heeft men dan ook in Utrecht reeds een of twee Apothekers achterhaald en beboet. Overigens zijn alle de wetten ten voordeele van de Doctoren, en zij hebben zich van niets te beklagen, tenzij Dr. p. wilde hebben, dat de straffen vermeerderd, en zij, bij voorb., gegeeseld en gebrandmerkt werden, hetgeen men uit zijn geschrift zoude opmaken, omdat hij ze allen als mooipraters, domooren, schelmen, ja als moordenaars beschouwt. Zoo er reden tot klagten over de wetten bestaat, zoude het over die artikelen wezen, welke aan Heelmeesters ten platten lande, die in steden wonen, waar zich één Apotheker bevindt, verbieden, zelve hunne medicamenten te leveren, (zie art. 5 hunner Instructie) welk voorregt aan Doctoren wordt toegestaan, al waren er ook zes Apothekers woonachtig, zoo er slechts geene stedelijke Geneeskundige Commissie is, (zie de Instructie voor Medicinae Doctoren, art. 7, en art. 12 der wet van 12 Maart 1818.) Doch het meest van allen hebben zich onze arme kunstbroeders te beklagen, die in steden wonen, waar geene stedelijke Commissie is gevestigd: hier moeten zij, al waren zij ook zes in getal, leven van het verkoopen van zalven en andere kleinigheden; terwijl de Doctoren zelve hunne geneesmiddelen leveren, en aan hun huis gereed laten maken, dikwijls door ongeschikte lieden, die nooit eenig onderrigt hebben genoten; en, niettegenstaande dit, zijn toch die Apothekers verpligt, alles na te houden, wat tot het gereedmaken van recepten noodig is. Wij zouden dus aan Dr. p. raden, dat hij zich tevreden hield met de wetten, want zij kunnen voor de Doctoren nooit beter worden. Gelooft hij wezenlijk, dat het praktizeren, hetwelk door enkele Apothekers gedaan wordt, zulke verschrikkelijke gevolgen voor het menschdom heeft, dan is hij als mensch verpligt, hiertegen te waken, en de schuldigen, waar hij ze vindt, aan den Regter over te leveren. Gelooft hij, dat ze hem hierdoor in zijne beurs benadeelen, (en hier, geloof ik, zit bij hem de knoop, en is hieruit al zijn geschrijf ontstaan) dan is hij het aan zijn eigen finantiewezen verschuldigd, dit misbruik tegen te gaan. | |
[pagina 518]
| |
Verder raad ik hem, zich op een en ander nog toe te leggen, want hij is in vele dingen zeer onkundig en waanwijs, en verdient nog met volle regt den naam van Dr. p.r.n.l. Wanneer hij wat ouder zal geworden zijn, zal hij bij ondervinding weten, dat hij alle kwalen niet op het eerste gezigt kan onderkennen, en dat zelfs de knapste Doctor met constantijn huygens (Korenbloemen, 12de boek) mag zeggen: Ick heet een Doctor, maer, een raed-seer hiet ick best;
Soo raed ick 't, als ick raed. Kost ick een dingh bewenschen,
Ick hielp 'er meenigh op, die 'ck nu smoor in het nest,
Een slecht half kruys-kasijn in 't lichaem van de menschen.
Eindelijk raad ik hem aan, te trachten, zijn humeur te verbeteren; want hij is stroef, knorrig en bokachtig, en bij zulke menschen neemt dit ligt toe, gelijk wij in Doctor de hes, van Zutphen, hebben gezien, die eerst norsch tegen iedereen, vooral tegen de Apothekers, was, en wiens boosaardig- en knorrigheid zoo zeer toenamen, dat hij zijne eigene vrouw gedeeltelijk verbrandde. (Zie de Geschiedenis van het Regtsgeding tegen j.h. de hes, in het jaar 1822 uitgegeven bij c.a. thieme, te Arnhem.) Zoo Dr. p. zich op verbetering toelegt, moet hij beginnen, zich meer met edele en den mensch waardige zaken bezig te houden, en alle verachting en laag vallen op anderen laten varen, volgende de les van den grooten c.w. hufeland, die zegt: ‘dat alleen de edele mensch een goed Arts kan zijn.’ (Zie zijn Journal der Practischen Heilkunde, 1822, 1ste St.) Zoo Dr. p. mijnen welmeenenden raad in den wind mogt slaan, hetgeen ik niet hoop, dan vrees ik, dat hij, of, als Doctor de hes, in het Spinhuis komt, of dat het Concept-grafschrift van wijlen Prof. j. vosmaer op hem toepasselijk zal worden: Hier ligt de roem der Esculapen.
Treed, wandlaar! zacht, en laat hem slapen:
De man verdient de rust in 't graf,
Die hij zoo velen gaf.
|
|