| |
Over het gebruik der tempons, bij vóórkomende placenta.
Door Dr. J.W.E. de Man, te Krommenie.
Het oude Hippocratische vita brevis, ars longa, om deszelfs beproefde waarheid zoo dikwijls tot motto gekozen, bevestigt dagelijks, dat de Geneeskunde, in haren geheelen omvang, veel te uitgebreid is, om door één' mensch, al ware hij ook met de uitmuntendste talenten begaafd, en al bereikte hij ook den hoogsten ouderdom, in allen deele gekend te kunnen worden. Waaruit de voor elken kunstbeoefenaar, wien zijne betrekking tot de Maatschappij waarlijk ter harte gaat, natuurlijke verpligting vloeit, om hetgeen hij ontdekt heeft, of hetgeen hij in ontdekkingen van anderen bewaarheid of gelogenstraft ziet, mede te deelen.
Aan dit gevoel van pligt hebben wij zeker de echt praktische bijdrage tot het nut der tempons, bij vóórkomende placenta, door den Hoogleeraar heyligers, te danken, die door dezelve elken Verloskundige aan zich verpligt heeft; en ditzelfde gevoel spoort ook mij aan, om eene mijner verloskundige waarnemingen omtrent dit onderwerp publiek te maken.
Meermalen heb ik het groote nut der tempons in het bewuste geval ondervonden; zelfs zoo, dat mij dit ge- | |
| |
ducht voorval in de Verloskunde minder moeijelijk voorkwam, en ik, bij bezit van genoegzaam materieel, om eene tempon te kunnen maken, moeder en kind behouden rekende - tot dat ik mij daarin eens deerlijk teleurgesteld, en door mijn troetelkind geheel verlaten zag.
Mijne hulp werd ingeroepen bij eene vrouw, die van haar zesde kind, à terme, zwanger was, gedurende den laatsten tijd harer zwangerschap kleine haemorrhagiae uterinae had gehad, bij welke reeds gedurende twee dagen liquor amnios wegvloeide, en die nu eene sterke haemorrhagia had. De oorzaak van dezen was vóórkomende placenta, welke het orificium uteri bijna geheel bedekte. De tempon, even als in vroegere gevallen, met alle naauwkeurigheid, en, zoo als de Heer heyligers dit te regt als behoefte opgeeft, vast tegen het orificium uteri geappliceerd zijnde, hield de haemorrhagia geheel op. De toestand der lijderes verbeterde echter niet; de krachten zonken hoe langer hoe meer; de pols werd allengskens kleiner; eene doodelijke koude verspreidde zich over het geheele ligchaam; hare facies Hippocratica en niet te overwinnen flaauwte kondigden een nabijzijnd einde aan. In dezen benarden toestand stond ik, zoo als zulks bij groote misrekeningen dikwijls gaat, eenigen tijd radeloos, tot dat vooral het onaangename gevoel, waarover de lijderes, toen zij nog klagen kon, klaagde, en toenemende zwelling van den buik, mij eene haemorrhagia interna deed bevroeden. Ik nam daarom de tempon weg, en zag mij in mijne verwachting niet bedrogen, daar er eene onbegrijpelijke hoeveelheid sanguinis uit de vagina stroomde, er eene menigte gecoaguleerd aanwezig was, en de placenta, zonder dat het orificium uteri meer ontsloten was, veel meer dan te voren, zelfs, zoo als ik geloof, daar het periculum in mora mij geenen tijd liet, om dit met alle naauwkeurigheid te onderzoeken, grootendeels los was. Als het eenigste redmiddel beschouwde en beproefde ik
de keering. Het orificium uteri was iets meer ontsloten, dan zulks bij vrouwen, die meermalen gebaard hebben, en aan het einde harer zwangerschap
| |
| |
zijn, gewoonlijk is. Langs de losgeraakte zijde der placenta bragt ik mijne hand in, vond de membranae, doordien het liquor amnios, waarschijnlijk door eene zijdelingsche opening, uitgevloeid was, zeer slap, en daardoor moeijelijk te doordringen; de linkerarm deed zich voor. In weinige oogenblikken gelukte het mij, den uterus van een dood kind, waaraan ik ook gedurende de keering, zoo als de aard der zaak medebragt, geen leven bespeurde, en de secundinae te ontledigen; terwijl onder dit alles de vrouw in flaauwte bleef liggen. Mijne hoop, dat door deze ontlediging, om de daarmede verbondene prikkeling, het nog sluimerende leven zoude ontwaken, werd niet verwezenlijkt; ook alle gewone nervina excitantia waren vruchteloos, en mij schoot niets meer over, dan de sterkste der mij in die gevallen bekende prikkels, het koude stortbad. Een halve emmer koud water, op de regio uterina in eens gestort, herriep als het ware deze zieltogende in het leven, en was oorzaak, dat zij hare blikken eerst verwonderd rondom zich, daarna dankbaar op mij wierp; terwijl ik de mijne, in dit voor den Verloskundige onvergetelijk, niet te beschrijven, waarlijk poëtisch oogenblik, hetwelk alleen door hem, die wel eens een' mensch aan het reeds gapende graf onttogen heeft, te vatten is, onder het onwillekeurig storten van gevoelvolle, dankbare tranen, hemelwaarts wendde.
Deze vrouw, volgens de gewone regelen der kunst behandeld wordende, herkreeg langzamerhand hare krachten, en leverde niets voor de kunst belangrijks meer op; waarom ik het geschiedverhaal zal laten varen, en het geval zelve theoretice zoeken te verklaren.
De tempon heeft mij hier den gewonen dienst geweigerd, omdat zij hare werking onmogelijk kon volbrengen. De werking toch van de tempons, ofschoon zij in sommige gevallen geschikt zijn tot het inbrengen van geneesmiddelen, is bij haemorrhagiae voornamelijk mechanisch, - drukking der bloedvaten. Om eene drukking te kunnen bewerkstelligen, moet men eene tegendrukking hebben, het zij wij deze in het geheele ligchaam, waarvan
| |
| |
een deel moet gedrukt worden, door deszelfs zwaarte, of wel in een tweede ligchaam ontmoeten; anders ontstaat er terugwijking; - vervolgens moet het punt van drukking overeenkomen met het te drukken ligchaam: is het eerste te klein, dan wordt bij het laatste het doel niet volkomen bereikt. - Wanneer wij nu deze erkende waarheden op het gebruik der tempons toepassen, en daarbij in aanmerking nemen, dat noch de zwaarte van de placenta, noch het liquor amnios, te veel voor de drukking wijkende, aan dit vereischte voldoen; dat er dus een geschikt deel van het kind moet vóórleggen, om het voldoende punt van tegendrukking op te leveren, hetwelk men, ten minste bij belangrijke loslating der placenta, te vergeefs zal zoeken in die liggingen, waarbij de ledematen vóórkomen; zoo zal de oorzaak, om welke mijne poging met de tempons in het verhaalde geval geheel mislukt is, wel geene verdere verklaring behoeven.
De tempons kunnen derhalve niet in alle gevallen van vóórkomende placenta met vrucht geäppliceerd worden, ja zijn zelfs door doelloosheid, en den daardoor verspild wordende kostbaren tijd, dáár geheel gecontraïndiceerd, waar men geene voldoende tegendrukking in de vóórliggende deelen van het kind kan vinden.
Hieruit volgt de voor elken Verloskundige gewigtige verpligting, om, vóór de applicatie der tempons, het naauwkeurigste uit- en inwendig onderzoek in het werk te stellen, en, ofschoon dit dikwijls zeer moeijelijk, en, om het losmaken der vasa, gevaarlijk is, liever van twee waagstukken het minst gevaarlijke te kiezen, en de loswording van eenige vascula, dan eene geheel verkeerde bewerking te wagen. Het is wel waar, dat, zoo als over het geheel, meestentijd ook hier, het hoofd, het geschiktste deel tot tegendrukking, vóórkomt, - dat ook andere deelen des ligchaams, als stuit, rug, borst enz., voor deze operatie geschikte liggingen zijn; doch het kunnen ook arm- of been-positiën zijn.
Het is dus van gewigt, om, ook bij het uitgebreidste nut der tempons, altijd op onze hoede te zijn, en, indien
| |
| |
wij niet vooraf ons van de geschiktheid van het vóórliggende deel kunnen overtuigen, de lijderes, na de applicatie der tempon, zeer naauwkeurig gade te slaan, en, zoo er nadeelige symptomata ontstaan, zonder uitstel, het laatste redmiddel, de keering, te beproeven.
Deze laatste raad is vooral belangrijk voor beginnende Verloskundigen, of wel voor hen, die, door weinige praktijk, hoe ver ook anders in de theorie gevorderd, of uit andere oorzaken, de voor den Verloskundige volstrekt noodzakelijke stoutmoedigheid aan het kraambed missen, daardoor tegen alle operatiën van belang, het zij met gewapende, het zij met ongewapende handen, opzien, en met graagte alles, wat hen daarvan ontslaan kan, aannemen. Ook voor den Verloskundige geldt het: de middelweg is de veiligste. Wij moeten de natuur niet te veel vooruitloopen; doch wij mogen ook geene onmogelijkheden van haar verwachten. De geheele schepping wijst ons wel op de Almagt des Scheppers; doch in alles zien wij mathematische orde heerschen. Om maar iets te noemen: de inplanting der spieren is over het algemeen allernadeeligst voor de kracht, maar is voor de snelheid behoefte, daar het in de werktuigkunde een vaste stelregel is, dat, hetgeen men in kracht wint, men in snelheid verliest. Zoo is het ook met de geboorte van den mensch gelegen: dezelve kon werktuigelijk veel gemakkelijker zijn, indien dit met het geheele organismus, vooral met zijnen opgerigten gang, overeenkwame, en is nu met zoo veel moeijelijkheden verbonden, omdat dit in hetzelfde voorwerp niet anders kon.
Deze uitweiding voeg ik hierbij, omdat ik vrees, dat het misbruik van te veel opereren bij de verlossingen wel eens door het tegenovergestelde kon vervangen worden, en omdat, mijns inziens, deze wijze van beschouwing het éénige middel aan de hand geeft, om te kunnen bepalen, waar de natuur eindigt en waar de kunst begint, en de questie beslist, of men te veel of te weinig bij eene verlossing doet.
Elke verlossing moeten wij zoo gemakkelijk mogelijk
| |
| |
maken; zelfs bij de natuurlijkste kunnen wij, om bovengenoemde redenen, door geschikte plaatsing der vrouw, enz. zeer veel doen, omdat de kunst regtstreeks op het gedeelte van het geheel kan werken. Waar de natuur van de, door het organismus gevorderde, gemakkelijkste wijze afwijkt, zijn wij verpligt haar te hulp te komen, daarbij berekenende, of ons opereren, altijd met zwarigheid verbonden, tegen de zwarigheid, met welke de natuur in hare afwijking te kampen heeft, opweegt. Indien de kunst de rekening winne, dan moeten wij kunstmatig werken, al is dit werken nog zoo gering; en hij is gewis de groote Verloskundige, die niet alleen de kunst weet, kunde heeft, maar ook de kunst in praktijk brengen kan. Deze zal dan ook niet aarzelen, om zijne natuurlijke wapenen, de handen, of de kunstwapenen, de instrumenten, te gebruiken; terwijl hij zich, van het voorregt zijner rede gebruik makende, voor misbruik wacht, en alle zijne pogingen, daar zij verstandig zijn, met den besten uitslag bekroond ziet. |
|