| |
| |
| |
Vervolg van waarnemingen, omtrent het gebruik der artemisia in epilepsie.
Door E.J. Thomassen a Thuessink.
Onlangs ontving ik van den Heer M.D. van der kolk een mondeling berigt omtrent het nut der Artemisia in Epilepsie. Nadat hij dit middel in het Buitengasthuis verscheidene malen zonder gelukkige uitwerking had aangewend, had hij eindelijk het genoegen, daarmede eene volkomene genezing bij eene zeer verouderde Epilepsle te weeg te brengen. Ik wacht van hem een nader en naauwkeurig verslag van deze genezing.
In den supplementband van het Journaal van hufeland van 1825 vind ik een aanmerkelijk geval opgeteekend van een' kleermakersknecht, die, na reeds eene verzwakking in den linkerarm gevoeld te hebben, op het vatten van koude in een zwaar epileptisch toeval verviel. De Epilepsie kwam met eene aura epileptica uit de vingeren aan. Tevens was er eene groote gevoeligheid van zenuwen bij dezen lijder, waartegen men reeds verschillende zenuwmiddelen had beproefd. Na zes weken volgde er een sterker aanval van deze ziekte, op het drinken van eenige glazen wijn. Nadat men de hier tevens aanwezige gastrische toevallen door braak- en purgeermiddelen had weggenomen, werd hem een theelepel van de Rad. Artemis. met suiker viermaal daags toegediend. Bij dit gebruik bevond hij zich redelijk wel. Er bleef niettemin eene zekere zwakheid en groote gevoeligheid van den arm over. Onverwacht kreeg hij wederom een' grooten angst en benaauwdheid, met een gevoel der aura in zijn' arm. Hij nam hierop eene sterkere gift der Artemisia, waardoor hij aanstonds zich verligt gevoelde en geen acces kreeg. Dit gebeurde een- en andermaal met dezelfde uitwerking. Hij zweette van het middel sterk, en bleef van den epileptischen aanval geheel vrij.
| |
| |
Wolf, van Warschau, geeft in hetzelfde Journaal van Maart 1826, bl. 54, een geval op van genezing eener Epilepsia nocturna, die, naar de opgave van burdach, niet naar het gebruik der Artemisia luistert. Een man van 42 jaren had sedert achttien maanden accessen van Epilepsie, die alle twee of drie maanden wederkwamen, zonder dat men daarvan de oorzaak konde bepalen, dan mogelijk alleen een al te sterk gebruik van gegiste dranken, waarbij zich toevallen van aanbeijen en gevatte koude voegden. Hij werd alleen gewaar het toeval 's nachts gehad te hebben, doordien dan 's morgens de tong aangebeten was en hij sterke hoofdpijn gevoelde. Noodig oordeelende, eerst de vrije circulatie door den onderbuik te herstellen, liet hij hem bloedzuigers zetten en oplossende middelen gebruiken en loogzoutige minerale wateren. Aanstonds na den aanval in Augustus gaf hij hem gedurende zes avonden een poeder van een drachme versch gepulveriseerde Rad. Artemis., met warm bier in te nemen; daarna nam hij dit nog driemaal om den anderen avond. Hij ried hem voorts, dit nog twee maanden op dezelfde dagen en op gelijke wijze te herhalen. Sedert dien tijd heeft hij in 15 maanden geen' aanval meer gehad. De eerste giften der Artemisia hadden een sterk zweet veroorzaakt.
Doct. gittermann, van Emden, had ook door eenige gelukkige gevallen zijne voorgaande ondervinding bevestigd gevonden; namelijk, dat de Artemisia in de stuipachtige ziekten der kinderen vooral dienstig was.
Met opzigt tot de inzameling en behandeling van dit middel merkt burdach (in hetzelfde No. bl. 56) aan, dat hij ondervonden heeft, dat de wortels, die hij dit jaar verzameld heeft, veel krachtiger zijn, dan die van het vorige jaar; dat zij door het afwasschen hunne kracht verliezen; dat zij, bij eene matige warmte van eene kamer gedroogd, donker graauw en niet helder bruin er moeten uitzien; dat de wortels, vooral wanneer zij in eene zekere hoeveelheid bij elkander bewaard worden, zeer sterk, prikkelend (piquant) en zeer bijzonder rieken; dat
| |
| |
zij vooral op het krachtigst zijn, wanneer zij in de laatste helft van November ingezameld worden; dat zij alle andere zweetmiddelen in kracht overtreffen, zonder dat zij eenen aanmerkelijken invloed op de circulatie des bloeds veroorzaken, en dat diensvolgens dit middel niet door eene ontstekingachtige gesteldheid des bloeds gecontraindiceerd wordt; dat, eindelijk, de diaphoretische kracht onderscheiden is van de antepileptische kracht; dat de eerste ook bij afgewasschene, de laatste geheel niet bij dezelve gevonden wordt.
Onlangs heeft mijn geachte Toehoorder, de Heer de vries reilingh, openlijk met veel lof verdedigd zijne Inwijdingsverhandeling, de Artemisia vulgari, nostra aetate potissimum in Epilepsia laudata (7 Junij 1826). In deze weluitgewerkte verhandeling heeft hij in het kort verzameld en oordeelkundig opgegeven al hetgeen tot dezen tijd over dezen wortel is gezegd, met eigene waarnemingen en gevolgtrekkingen omtrent deszelfs gebruik in deze ziekte. Hij begint zijne verhandeling met eene zeer naauwkeurige botanische beschrijving dezer plant. Voorts geeft hij op, hoedanig dezelve te voren gebruikt is, en de krachten, die daaraan worden toegekend, vooral de werking daarvan op de regeling der menses, en bewijst uit vele voorbeelden van oude Schrijvers, dat deze wortel reeds door hen gekend en ook in de Epilepsie met nut gegeven is. De letterkundige geschiedenis is hier meer uitgebreid en belangrijker dan die, welke ons in het Journaal van hufeland gegeven is. Hij gaat vervolgens over, om op te geven de voorschriften, die men in het toedienen van dit middel heeft in acht te nemen, als b.v. den tijd en de wijze van verzamelen, het droogen, tot poeder brengen, bewaren enz., de verschillende wijze en tijd van toediening, welke ook naar de verschillende oorzaken en omstandigheden dient geschikt te worden. Hij onderzoekt dan nader, of het noodig zij, het middel, naar het voorschrift van burdach, met warm bier te geven, hetwelk hij niet altijd noodig keurt, en meent, zoo als dit ook nader door waarnemingen van an- | |
| |
deren bevestigd is, dat het middel ook met andere diaphoretica kan gegeven worden. Omtrent den tijd, gedurende welken de Artemisia moet gebruikt worden, merkt de Heer reilingh aan, dat dit ook alleen door de bijkomende omstandigheden kan bepaald worden, zoo als dit b.v. met den koortsbast en
alle andere geneesmiddelen plaats heeft. Hij denkt, dat dezelve niet alleen als remedium pellens nuttig kan zijn, maar ook eene bijzondere dynamische kracht op het zenuwgestel uitoefent. Omtrent den leefregel heeft hij zeer juist aangemerkt, dat burdach en ook anderen daarvan te weinig spreken, daar hij integendeel van oordeel is, dat men hierop vooral naar mate der omstandigheden van den lijder oplettend moet zijn. Hij gaat vervolgens over tot het onderzoek, of men ook vóór of met het gebruik der Artemisia moet paren andere middelen; en hierbij merkt de Schrijver aan, dat het in sommige gevallen best is, het middel zonder eenig bijvoegsel te geven, maar dat de ziekte van zulk een' verschillenden aard is, en van zoo vele en zoo verschillende oorzaken afhangt, dat men dikwijls eerst andere middelen moet toedienen, voordat men de Artemisia kan aanwenden. Hij haalt, om dit te staven, voorbeelden aan van zieken, die hetzelve gebruikt hadden zonder een' geneesheer te raadplegen, en daarvan zeer nadeelige gevolgen hadden ondervonden, b.v. jonge, sterke en volbloedige menschen, waarbij eerst ruime aderlatingen gevorderd werden, waarna dan ook de Artemisia met vrucht gegeven werd. Hij waarschuwt daarom ook te regt, dit middel in de periode der puberteit niet dan met veel omzigtigheid te bezigen, omdat in dit tijdperk dikwijls eene al te groote activiteit van het vaatgestel aanwezig is. Omtrent de noodzakelijkheid van het zweeten, na het gebruik der Artemisia, blijkt het uit vele waarnemingen, dat het zweeten tot de herstelling noodig is, maar dat ook dit zweet niet altijd de herstelling ten gevolge heeft. Wat nu de jaren betreft, hebben burdach en gittermann opgemerkt, dat de Artemisia bij kleine kinderen zeer goede uitwerking deed
| |
| |
in het bedaren van stuipen; - dat bij kinderen van 5 tot jonge lieden van 15 jaren door het gebruik daarvan chorea St. Viti en Epilepsie dikwijls werden weggenomen; dan dat het minder gelukte en zoo wèl niet verdragen werd in de periode der puberteit, omdat alsdan de natuur, dikwijls al te werkzaam zijnde, dezen prikkel niet verdroeg (zoo als dit reeds boven is aangemerkt). Bij menschen van middelbare jaren, maar vooral bij oude lieden, die de ziekte reeds lang gehad hadden, bragt het niet zelden eene volkomene genezing te weeg. Het scheen vooral meer te helpen bij vrouwen dan bij mannen, hetwelk hij vooral toeschrijft aan de werking op de menses, aan welker onregelmatigheid men dikwijls deze ziekte moet toeschrijven. Moeijelijker te bepalen is het, in welke soort van Epilepsie dit middel vooral nuttig was. Hij onderzoekt, om dit te beslissen, de ziekte naar derzelver aard en oorzaken, en besluit daaruit, dat meestal de gevallen, waarin de Artemisia eene genezing te weeg bragt, onvolkomene Epilepsiën waren, ofschoon dit dan ook zijne uitzonderingen heeft, en ook sommige volkomene of perfecte Epilepsiën hierdoor genezen zijn. Over het algemeen was zij meer nuttig in eene beginnende, dan in eene lang geduurd hebbende en dus ingewortelde ziekte; ook was zij zelden van nut in eene Idiopathische Epilepsie (die duidelijk hare zitplaats in de hersenen had), maar meestal in de Sympatische. Wat nu de oorzaken verder betreft, heeft zij zelden uitwerking gedaan op eene erfelijke ziekte; ook was zij eer schadelijk dan voordeelig bij volbloedige lijders, meer nuttig in andere dan in rheumatische gevallen, meer bij vrouwen dan bij mannen; bijzonder nuttig was zij, als de oorzaken dynamisch waren, vooral wanneer de ziekte uit schrik ontstaan was. Ofschoon burdach dezelve aanraadt in de
perturbatio a defectu mensium, oordeelt de Heer reilingh, dat dit niet altijd doorgaat, daar de oorzaken zoo verschillende zijn, en hij raadt daarom in dit geval voorzigtigheid aan. Voorts schijnt de Artemisia vooral nuttig te zijn in die periodische Epilepsie, welke op zekere tijden aankomt,
| |
| |
en men dus het middel aanstonds na het acces kan geven. Meermalen heb ik zelf waargenomen, dat men het acces daardoor konde voorkomen. Vooral was zij nuttig, als er meer dan één acces op éénen dag voorkwam; terwijl, wanneer de toevallen bij lange tusschenpoozingen voorkwamen, het zelden gelukte. Eindelijk heeft burdach waargenomen, dat in de Epilepsie, die 's nachts aankwam, de Artemisia niet hielp: wij hebben echter boven een voorbeeld van het tegendeel gezien. |
|