| |
Lady Arabella Stuart.
Historisch Verhaal.
In den jare 1610 stond op den heuvel van Highgate, bij Londen, een statig slot, der Gravinne van shrewsbury toebehoorende, van hetwelk thans echter geen spoor meer voorhanden is.
Op eenen namiddag in de Meimaand des genoemden jaars gingen twee Dames in den grooten tuin, die het kasteel omgaf, wandelen. De eene was eene eenigzins bejaarde vrouw van een edel voorkomen; de andere veel jonger, en welker schoonheid de groeven des lijdens, op baar gelaat zigtbaar, niet vermogend waren geweest uit te delgen. Zij schenen in een ernstig onderhoud gewikkeld, toen een oud, gebrekkig man haar naderde. Zijne gelapte kleeding en vermagerd ligchaam verraadden diepe armoede en ellende, en onderscheidene likteekenen op het bruine gelaat, alsmede eene zwarte pleister over het eene oog, deden vermoeden, dat hij wel menigen veldslag had bijgewoond. Een lange degen hing op zijne zijde, en zijn oude snaphaan diende hem ten staf. ‘Edele vrouwen!’ riep hij de Dames toe, ‘eene aalmoes, om 's Hemels wille, voor een' verminkt' soldaat!’ De jongste Dame haalde terstond eene beurs te voorschijn, en, terwijl zij derzelver gedeeltelijken inhoud in des krijgsmans stukgehouwene blikken shakot ledigde, vroeg zij hem op een' minzamen toon, waar hij zijne wonden had bekomen. De grijsaard vertelde nu, met eene den ouderdom eigene wijdloopigheid, van zijne voormalige daden en zijne tegenwoordige armoede. ‘Maar wie weet,’ sprak de oudere Dame, half ernstig, half
| |
| |
schertsende, ‘of gij ons niet iets wijsmaakt?’ - ‘Uw edele broeder, Mevrouw, (God hebbe zijne ziel!) zou het u hebben kunnen zeggen.’ - ‘Hoe! gij kendet Lord mountshensy?’ - ‘Zeker kende ik hem, en hij mij. Ziet gij dezen ring, dien hij mij eens, na een scherp gevecht in de Nederlanden, gaf, en van welken noch gevangenschap noch armoede mij konden doen scheiden?’ Met deze woorden gaf de soldaat der Gravinne eenen ring, en, terwijl de oude Dame zich de tranen uit de oogen wischte, welke het aandenken haars broeders haar ontlokte, drukte hij der andere snel eenen brief in de hand, en fluisterde haar toe: ‘Fedeltà!’ Zij wist, dat dit woord hem van iemand moest zijn medegedeeld, dien zij meer beminde dan haar leven. Maar zij verborg hare ontroering, en vroeg der Gravinne, of zij den armen man niet wilde vergunnen, in huis te gaan, om zich te verfrisschen. ‘Zeer gaarne, mijne lieve!’ hernam deze. ‘Maar, mijn vriend,’ voer zij voort, ‘wilt ge mij dezen ring verkoopen?’ - ‘Verkoopen tot geenen prijs; maar zoo gij, Mevrouw, dien als een geschenk wilt aannemen, is hij de uwe.’ - ‘Ik dank u, en ik zal u mijne erkentenis trachten te betoonen, op eene wijze, die uw gevoel niet krenken, en tevens mijnen broeder bij u in aandenken zal doen blijven.’ Met deze woorden gingen de Dames huiswaarts; terwijl een bediende den dankenden Invalide naar de keuken geleidde, en de jongere Dame, zoodra zij een vrij oogenblik konde vinden, naar hare kamer vloog, om den inhoud des briefs te verslinden, dien zij zoo even had ontvangen. Deze Dame was Lady arabella stuart, nicht van jacobus, den toen regerenden Monarch, en die, naar sommiger meening, betere aanspraken op de kroon had, dan hij zelf. In haren naam was het, dat Lord
cobham en Sir walter raleigh hun ontwerp gesmeed hadden, hetgeen al deszelfs medestanders in het verderf stortte. Niemand betwijfelde, dat Lady arabella zelve aan deze onrijpe zamenzwering onschuldig was; maar jacobus had niettemin de wreedheid, haar deswege voor altijd tot een echteloos leven te veroordeelen. Dan, wat dwingeland heeft ooit de aandoeningen des harten kunnen beheerschen? Lady arabella beminde en werd bemind. William seymour, uit den Huize beauchamp, een edelman van middelbare jaren, was het voorwerp harer keuze. Zij waren heimelijk getrouwd; maar wel- | |
| |
dra werd hun stil verbond verraden, seymour in den Tower gezet, en Lady arabella onder het opzigt harer tante, de Gravin van shrewsbury, geplaatst, met strengen last, haar kasteel te Highgate niet te verlaten. Gevangenschap, op 's Konings bevel, was, te dien tijde, nagenoeg hetzelfde als een doodvonnis: zeldzaam ontkwam een gevangene levend zijnen kerker, en weinigen, die zich in deze treurige omstandigheid bevonden, waagden het, iets te gebruiken, wat hun niet door getrouwe handen werd toegereikt; want vergiftiging op hoog bevel was niet zelden hun lot.
Veertien dagen lang had Lady arabella reeds voor den geliefden echtgenoot gesidderd, toen de Gravin den last ontving, hare nicht aan te zeggen, dat zij, ten volgenden dage, een' Koninklijken afgevaardigde naar Durham had te volgen. Lady arabella wist, wat haar te wachten stond, wanneer zij zich eenmaal in de handen van een' van 's Konings afhangelingen bevond, en smeekte diensvolgens hare tante dringend, haar naar Frankrijk te laten ontvlugten, tot dat men den Koning konde overhalen, in haren echt te berusten. Maar de oude Dame koesterde een zoo hoog denkbeeld van de pligten des onderdaans en het regt der Vorsten, dat zij vermeende, hare geliefde nicht alleen tot geduld te moeten vermanen. In dit ernstig onderhoud verdiept, bejegende haar de oude soldaat. De brief, waarvan hij brenger was, kwam van haren gemaal, en bragt haar de blijde tijding, dat hij zijnen kerker was ontvlugt. Hij bevond zich aan de kust, waar hij een schip gereed hield, dat hun beiden naar Frankrijk zoude overvoeren. Hij verzocht haar, in den brenger des schrijvens het volkomenste vertrouwen te stellen. Deze was niets minder dan oud of arm; hij was een man in zijnen besten leeftijd, en van deftige familie, wiens ware naam hugh markham was. Oorlog, strijd en avonturen, ten behoeve eener goede zaak, waren zijn lust; en hij was het, die voor seymour het schip gereed hield, en, uit belangelooze vriendschap, had op zich genomen, hem zijne echtgenoote in de verlangende armen te voeren. Lady arabella, die bereid was, met haren seymour, ver van het hof en de groote wereld, in vreemde landen onbekend te leven, wenschte te ontvlieden, wanneer zulks mogelijk was. De Gravin was in haar kabinet, en Lady arabella deed door hare trouwe dienstmaagd bridget, voor
| |
| |
welke zij als 't ware geene geheimen had, den vermomden bedelaar tot haar komen. Hij verscheen, en bragt haar eene verkleeding, welke hij in zijn' ransel had, verzocht haar, dien eigen' avond, in plaats van zich te bedde te begeven, dezelve aan te doen, en vervolgens de eerste gelegenheid te baat te nemen, om met hem te ontwijken. De Lady verborg, met behulp harer dienstmaagd, het pakje, en begaf zich weder naar de Gravin, welke intusschen besloten had, den ouden soldaat tot zich te nemen. De oude Hosmeester, die bevel ontving, hem eene kamer boven den stal in te ruimen, verblijdde zich over die schikking, dewijl mareham, door zijne treffende vertellingen en lustige grappen, alreeds de lieveling des huizes was geworden; en, eer de avond viel, had hij reeds zijne nieuwe woning betrokken, welke, tot zijn genoegen, ver van het huis verwijderd was.
Zoodra de Lady op hare kamer was gekomen, ontpakte zij den bundel, en vond er alles in, wat noodig was, om haar te eenemaal onkenbaar te maken. Eene Fransche paruik met lange lokken verborg hare fraaije blonde haren; een welsluitend kleed met een' breeden geborduurden kraag omgaf hare slauke leest, en de wijde pompbroek, toen in den smaak, was ongemeen geschikt ter vermomming eener vrouwe, naardien zij hare eigene kleedij in dezelve konde verbergen; laarzen met roode kappen, welke aan de broek werden vastgemaakt, en een korte degen op zijde, voltooiden den opschik; en wie de Dame zóó had gezien, zou haar voor een der grootste Modeheertjes hebben gegroet, die in St. Paulskerk, de toenmalige Bondstreet der pronkers, rondslenterden. Het had juist drie geslagen, toen bridget een steentje tegen het venster hoorde tikken, en, uitkijkende, markham herkende, die, in het eenvoudig rijgewaad eens mans van fatsoen, beneden stond, en eene tuinladder had aangebragt, langs welke hij de Dame verzocht af te stijgen. Het venster was niet hoog, en, met behulp harer trouwe dienaresse, welke de scheiding van hare geliefde meesteresse met tranen betreurde, kwam zij veilig beneden.
Het begon pas te dagen; maar het was licht genoeg, om den weg te kunnen vinden. Markham geleidde de sidderende Dame stilzwijgend door het park, tilde haar op den muur, sprong dien zelf over, en ving haar ter andere zijde weder op. Een kwartieruurs van het kasteel verbeidde markham's bediende, met paarden, hunne komst. Met moeite
| |
| |
(want de slapelooze nacht en de angsten des vorigen dags hadden de Dame zoo sterk aangegrepen, dat zij zich naauwelijks konde overeind houden) bereikten zij eene kleine herberg op den weg naar Londen, waar versche paarden gereed stonden. Terstond stegen zij te paard, en de beweging van het rijden wekte hare levensgeesten van lieverlede zoo zeer op, dat zij, zonder ongeval, het dorp Blackwall aan den Teems bereikten, waar de boot van markham op hen wachtte. Onverwijld stapten zij in dezelve, en voeren naar het schip, dat intusschen naar Gravesend was afgezakt, en binnen weinige uren vond Lady arabella vergoeding van al haar lijden in de armen des geliefden echtgenoots, markham het loon zijner gevaarvolle onderneming in het geluk zijns vriends.
Intusschen gaf markham bevel tot den meestmogelijken spoed, bewust, dat, werden zij ingehaald, zijn vriend veelligt den kop, en allen vóor 't minst hunne vrijheid verbeurd hadden. Ongelukkig, echter, was de wind zeer flaauw, en het schip nam zoo weinig gang, dat men niet vóór den volgenden morgen het Kanaal bereikte. Met dat al hielden zij koers naar Calais; en reeds voedde men hope, binnen weinige uren de veilige haven te bereiken, toen de wacht in de mars een zeil ontdekte, dat jagt op hen scheen te maken. Markham was vastberaden, zich tot het uiterste te verdedigen. Hij riep zijnen vriend op het verdek; en, daar de Lady wel merkte, dat het gevaar toenam, volgde zij hem, besloten hebbende, hetzelve met hem te deelen. Alle toebereidselen tot den slag waren gemaakt, terwijl intusschen het vijandelijk vaartuig bestendig op hen won, tot dat het eindelijk na genoeg kwam om een schot te lossen, ten einde het vlugtend schip tot bijleggen te noodzaken. Markham, evenwel, kreunde zich daaraan niet; en, nadat hij de Dame had overreed, zich naar onderen te begeven, vingen de schepelingen aan, de schoten te beantwoorden, die steeds digter op hen vielen. Het vijandelijk schip kwam nader en nader, tot dat beide schier nevens elkander lagen. De bevelhebber riep markham toe, Lady stuart en seymour, bijaldien zij zich bij hem aan boord bevonden, uit te leveren. Markham antwoordde met eene volle laag, in weerwil van de viermaal sterkere bemanning en het veel zwaardere geschut des Koninklijken bodems. Het was echter onmogelijk, het gevecht te ontwijken, en de beide vrienden
| |
| |
deden alles, wat de wanhoop, door eene dappere manschap ondersteund, vermogt. Lang, echter, kon zulk een ongelijke strijd niet duren: het grootste deel der manschap was weldra gedood; de overigen allen gewond, en van alle kanten drong de enterende vijand aan. Markham en seymour stonden rug aan rug bijeen, en weerden heldhaftig elken aanval af; tot dat den laatsten een pistoolkogel het hoofd doorboorde, en hij dood nederstortte. Toen markham zijnen vriend zag vallen, raapte hij al zijne krachten zamen, vloog op den man toe, die het schot had gelost, en kliefde hem den kop. Dit was zijn laatste bedrijf; een half dozijn zwaarden ging hem te zelfden oogenblikke door de borst; levenloos zonk hij nevens zijnen vriend neder, en beider hartebloed vloot nu in éénen stroom daarheen. Een kreet, zoo luid, zoo doordringend, zoo naar, dat den woesten strijderen bijkans het geweer ontzonk, werd eensklaps vernomen; en Lady arabella, die juist op het verdek verscheen, toen haar gemaal viel, drong, in wilde vertwijfeling, door den bloeddorstigen vijand heen, die onwillekeurig voor haar plaats maakte, en wierp zich onmagtig op seymour's ligchaam neder.
Markham's dood maakte op ééns een einde aan allen verderen strijd. De Kapitein van het Koningsschip nam bezit van den bodem, en bragt denzelven, overeenkomstig zijne orders, naar eene afgelegene landingsplaats, waar hij de Lady, die, in weerwil zijner zorgen, nog altijd bewusteloos bleef, in een armelijk visschersdorp ontscheepte, en haar vervolgens, onder toezigt en geleide eens Geneesheers, naar Londen deed overbrengen; terwijl hij de lijken der beide helden op het kerkhof des dorps liet begraven. - Ten einde het schandelijke dezer tirannieke daad eenigermate van den Koning af te keeren, verbreidde men het gerucht, dat seymour in een ander vaartuig naar Frankrijk was ontvlugt; en, daar geen van 's Konings matrozen hem persoonlijk had gekend, en de weinigen, van markham's manschap overgebleven, niet weder aan land durfden komen, vond de logen algemeen geloof.
Lady arabella, in kleine dagreizen naar Londen vervoerd, werd in den Tower opgesloten. Hier keerde, wel is waar, langzamerhand, hare gezondheid tot zekere mate weder; maar - haar verstand was voor altijd gekrenkt. Zij smachtte nog een tijdlang in haren kerker, tot dat haar jammervol aanwezen, zoo men niet zouder oorzake vermoedde door vergift, een einde nam. |
|