| |
Omstandig verhaal van den brand van het Engelsch O.I. Compagniesschip Kent, in de Baai van Biscaye, den eersten maart 1825, door een' der deelgenooten in de ramp geschreven.
(Uit het London Magazine.)
De Kent, een Engelsch O.I. Compagniesschip, had, behalve zijne lading en equipage, (bestaande in 148 man en 20
| |
| |
passagiers) aan boord een goed deel van het 31ste regement, te weten 20 officieren, 344 soldaten, 43 vrouwen en 76 kinderen.
Des avonds van maandag 28 Februarij, toen de Kent zich op 47o 30 breedte en 10o lengte bevond, stak een heftige wind op uit het westen, gestadig toenemende gedurende den volgenden morgen. Omstreeks middernacht werd de slingering van het schip zoo sterk, dat de meestbevestigde meubelen in de voornaamste vertrekken met geweld tegen elkander hortten, en, bij elke wending van het roer, de groote kettingen zeer aanmerkelijk werden ondergedompeld.
Kort te voren was een der scheepsossicieren, zich willende vergewissen, of alles in het benedengedeelte gesloten was, met twee of drie matrozen in het ruim afgeklommen. Deze ófficier, ziende, dat de lantaren, van welke hij zich had voorzien, slechts een flaauw licht gaf, gebruikte de voorzigtigheid, met dezelve naar de koebrug te gaan, ten einde zulks te herstellen. Terugkeerende, ontdekte hij, dat een der okshoofden, sterken drank inheudende, vlot geraakt was, en beval den matrozen, eenige blokken te gaan halen, om hetzelve te bevestigen. Gedurende hunne afwezigheid kreeg het schip een' harden schok, en het ongeluk wilde, dat den officier de lantaren ontschoot. In zijne drift, om dezelve terug te bekomen, verliet hij het vat, dat eensklaps aan stukken sloeg, en, het geestrijk vocht met de lamp in aanraking komende, stond het gansche scheepsruim in een oogenblik in vlam.
Zoo lang dezelve zich binnen den omtrek bepaalde, die men wist, dat van alle kanten met watervaten omringd was, voedde men hoop, den brand te kunnen meester worden; maar, toen de flaauwe, blaauwachtige damp, die in het begin opsteeg, vervangen werd door dikke en zwarte rookwolken, die, snel opstijgende door de vier luiken, zich weldra over het geheele schip verspreidden, werd een langer geheimhouden onmogelijk, en begon men spoedig aan het behoud des schips te wanhopen. ‘De vlam heeft het kabelgat bereikt!’ riepen eenige stemmen, en de sterke pekreuk, die zich over het dek verspreidde, bevestigde de waarheid dezer uitroeping.
In dezen schrikbarenden toestand koos de kapitein cobb, met eene vaardigheid en bedaardheid, welke het gevaar scheen te verhoogen, de éénige partij, die hem overbleef, - | |
| |
die, namelijk, van te bevelen, dat het benedendek doorgeslagen, de presenningen der luiken opengehakt, en de onderste geschutpoorten opengezet werden, opdat de zee onverhinderd konde binnenstroomen.
Deze bevelen werden oogenblikkelijk door de vereenigde manschap volvoerd; maar dit konde niet zóó spoedig geschieden, dat men het verlies van eenige zieke soldaten, eene vrouw en verscheidene kinderen konde voorkomen, wie de kracht ontbrak, om het bovendek te bereiken. De ontzaggelijke hoeveelheid waters, welke deze bewerking in het ruim deed indringen, had, voor een oogenblik, het bedoelde gevolg van de vlam te verzwakken; maar het gevaar van te zinken vermeerderde, naar gelange dat van den brand verminderde, en onderscheidene teekens kondigden aan, dat het schip begon te zinken, - een klaar bewijs van deszelfs naderend vergaan.
Van den eenen kant de dood door het vuur, van den anderen die door het water ..... ijsselijke keuze! Beurtelings op het dringendste gevaar toeschietende, bestreed de manschap nu den brand door middel van het water, dan weder het water zelve, terwijl intusschen de vlammen al hare woede hernamen.
Het tooneel van schrik, waarvan wij thans getuigen en deelgenooten tevens waren, laat zich niet beschrijven. Het dek was bedekt met zes- tot zevenhonderd menschelijke wezens. Dezen liepen her- en derwaarts, elkander roepende en zoekende; terwijl anderen onbewegelijk stilstonden, in de kalmte eener zwijgende onderwerping, of in eene stompe gevoelloosheid. Dezen gaven zich over aan de razendste vervoeringen; genen, geknield, riepen, met de nadrukkelijkste gebaren en luidklinkende uitroepingen, den Hemel vurig aan om genade, Men zag er, die, met de armen kruiselings op de borst, zich haastten, de uitwendige pligten, door hun geloof voorgeschreven, te vervullen; terwijl de oudste en onversaagdste soldaten en matrozen zich treurig gingen nederzetten boven de kruidkamer, opdat de uitbarstings, die zij elk oogenblik verwachtten, op ééns een einde mogt maken aan hun lijden. Verscheidene vrouwen gaven blijken van ongemeene kloekmoedigheid, inzonderheid twee jonge dames, welker gedrag, vol waardigheids, het model vertoonde van eenen moed, op de edelste wijze door christelijke beginselen gewijzigd. Op de droevige mare, dat er geene hoop meer was, en dat de dood snel en onontwijkbaar naderde, knielde
| |
| |
eene van haar bedaard neder, en, de handen vouwende: ‘Heer!’ zeide zij, ‘wees welkom, ook in deze gestalte!’ Vervolgens sloeg zij aan die haar omringden voor, op staanden voet eenige gedeelten der H.S. voor te lezen. Hare zuster, die haar in bedaardheid en heldenmoed evenaarde, koos den 46sten psalm, en andere, gepast naar de omstandigheid, welke zij beurtelings, lazen, de tusschenp oozen met gebeden aanvullende.
Te midden van dit hartroerend tooneel trof mij, onder anderen, boven alle beschrijving, het gezigt van eenige kleine kinderen, die nog te bedde lagen, en, geen denkbeeld hebbende van de gevaren, die hen dreigden, zich als naar gewoonte vermaakten met hun speelgoed, en de onnoozelste en ontijdigste vragen deden, zoo wel aan elkander, als aan die bij hen kwamen.
Alle hoop vervlogen zijnde, kondigden de verrigtingen van elk onzer aan, dat hij zich verloren achtte. De een nam uit zijn' lessenaar eene haarlok, en drukte die aan zijn hart; serwijl een ander papier zocht, om aan zijnen vader nog eenige regels te schrijven, die hij in eene flesch wilde sluiten.
In dit verschrikkelijk oogenblik, daar ons geene schaduw van hope meer overbleef, en terwijl de brief, die ons noodlot zon verkondigen, aan de golven werd toevertrouwd, viel het onzen vierden stuurman, thomson, in, eenen man naar den voortop te doen klimmen, om te zien, of men, bij geval, ook een schip konde ontdekken. Dit geschiedde. De matroos hield, terwijl hij klom, de oogen op den gezigteinder gevestigd... Welk eene stilte heerschte er onder ons, door doodsangst en onzekerheid te weeg gebragt!... Eensklaps riep de matroos, zijn' hoed zwaaijende: ‘Een zeil! een zeil onder den wind!’ Op deze aankondiging borsten duizende uitroepingen op ééns los, en dezelve werd van het dek met een driewerf herhaald vreugdegeschreeuw begroet. Terstond werden de noodvlaggen opgeheschen, het geschut van minuut tot minuut gelost, en men zette alle zeilen bij, om het schip te naderen, dat men nu weldra ontwaarde, en bleek te zijn de Cambria, eene kleine brik van 200 ton, beladen voor Vera-Cruz, en aan boord hebbende twintig à dertig mijnwerkers van Cornwallis, en eenige Agenten van de Anglo-Mexikaansche Compagnie.
Intusschen had de brik ons in het eerst niet opgemerkt, dewijl het gebrul der zee den donder van ons geschut ver- | |
| |
doofde. Eindelijk trokken de dikke rookwolken, zich in de lucht verheffende, de aandacht van de Cambria, en verkondigden hem onzen nood. Zij heesch terstond de Britsche vlag, en snelde met volle zeilen te onzer hulpe.
Terwijl de brik naderde, beraamden de kapitein, de kolonel fearon en de majoor mac-gregor te zamen de noodige maatregelen ter ontruiming van de Kent. Een officier vroeg, in welke orde de officieren het zouden verlaten. ‘Even als bij eene lijkplegtigheid,’ antwoordde de majoor. Deze schikking werd terstond beaamd door kolonel fearon, daar bijvoegende: ‘Wel te verstaan, dat de jongsten de eersten zullen zijn. Maar dat, op doodstraffe, geen man het wage, in de sloepen af te klimmen, vóór dat de vrouwen en kinderen geborgen zijn!’
Eenige teekens van ongeduld zich vertoonende bij de soldaten en de matrozen, was men beducht, dat zij zich bij de ontruiming op de booten zouden werpen, en eenige officieren werden, met den degen in de hand, geposteerd, om hen in bedwang te houden.
De kapitein alles geregeld hebbende, om in de eerste boot de dames en zoo vele soldatenvrouwen als zij konde bevatten, welke zich in haast in al de kleederen hadden gewikkeld, welke zij zich konden verschaffen, te doen afklimmen, trok, tegen twee ure, de stoet stilzwijgend van de achterkamers naar de geschutpoort, aan wier buitenzijde de barkas was vastgemaakt. Geen woord, geen kreet werd er gehoord. De kinderen zelve hielden op met schreijen, alsof zij den onuitsprekelijken strijd gevoelden, die, in het oogenblik der wreede scheiding, het hart der ouders zou verscheuren. De stilte werd slechts eenmaal afgebroken door de dames, die snikkend smeekten, als eene gunst, bij hare echtgenooten te mogen achterblijven; maar op de aanmerking, dat elk oogenblik verwijls een menschenleven konde kosten, lieten zij zich achtervolgens aan de teederste omhelzingen ontrukken, en, met den moed, die hare sekse te midden der ontzettendste beproevingen onderscheidt en vereert, in het vaartuig dragen, hetwelk onmiddellijk in eene zoo onstuimige zee werd geslingerd, dat men naauwelijks durfde hopen, hetzelve de Cambria te zien bereiken.
Hoewel kapitein cobb alle voorzorgen had gebruikt, om het gevaar van het uithijschen der sloepen te verminderen, en hij te dien einde een' man, met eene bijl gewapend, gelast had,
| |
| |
het touwwerk aan beide uiteinden stuk te hakken, wanneer het geringste beletsel het loshaken verhinderde, scheelde het weinig, of dit gevaar, onafscheidelijk van deze gansche bewerking, (gevaar, alleen zeevarenden naar eisch bekend) was allernoodlottigst geworden voor de talrijke passagiers in de barkas. Na eene of twee vruchtelooze pogingen, om het broze vaartuig op eene geschikte wijze in zee te brengen, werd eindelijk bevel gegeven, om los te haken. Dit bevel werd aan de achterzijde gelukkig volvoerd, maar niet alzoo aan den voorsteven; de touwen verwarden zich, en, in weerwil van alle pogingen van den matroos, kon zijne bijl het ineenstrengelend touwwerk niet doorhakken. Nu was eene ontzettende krisis aanwezig. De barkas volgde noodwendig al de bewegingen van het schip, waaraan zij met een harer uiteinden vertuid was; dit uiteinde verhief zich meer en meer boven de zee; zij was op het punt van zich loodregt aan den voorsteven te zien opgehangen, en de ongelukkigen, die zich in dezelve bevonden, in den afgrond te slingeren, toen, op een' wenk der Voorzienigheid, eene golf, op den achtersteven brekende, dezelve zulkerwijze ophief, dat het den matrozen mogelijk werd, de gording te ontwarten. De barkas, behendig van het schip losgemaakt, werd, binnen weinige oogenblikken, van achteren gezien, hobbelende op de baren, en, de brik naderende, nu eens zich vertoonende als eene stip op den top eens bergs, dan weder gedurende eenige seconden verdwijnende, en als bedolven in eene dier verschrikkelijke valleijen, welke uitgehoold werden tusschen de golven.
De Cambria had zich voorzigtiglijk op eenigen afstand gehouden van de Kent, uit vreeze van of met haar in de lucht te springen, of aan het vuur harer kanonnen te zijn blootgesteld, die, allen geladen zijnde, losbrandden, naar gelange de vlammen hen bereikten. De afstand der brik verpligtte de roeijers, eene groote ruimte te klieven; en, dewijl van het goed gevolg dezer eerste proeve onze eigene uitredding afhing, oogden wij met de grootste bezorgdheid de bewegingen na der dierbare boot, - dubbel dierbaar nog voor de mannen en vaders, wier vrouwen en kinderen zich in dezelve bevonden. Ten einde derzelver evenwigt te bevorderen op de verbolgene zee, welke zij moest oversteken, en de bewegingen der roeijers niet te hinderen, waren zij, die zich in het vaar- | |
| |
tuig bevonden, door elkander onder de banken gekropen, op de kans af van te verdrinken in de schuimende golven, die onophoudelijk op hare hoofden braken, en derwijze de boot vulden, dat, eer men de brik bereikte, de arme vrouwen tot aan de borst in het water gedompeld lagen, en niet dan met de uiterste inspanning hare kindertjes boven zich hadden kunnen opgeheven houden. De boot kwam echter behouden aan, en tot ons weder. Het onstuimig gevoel van blijdschap, geluk en dankbaarheid, welk de gehuwde officieren en soldaten bezielde, toen zij de betrekkelijke veiligheid hunner vrouwen en kinderen vernamen, maakte hen voor eenige oogenblikken ongevoelig, zoo wel voor het brullen van den storm, die niet ophield rondom hen te woeden, als voor het dof gedruisch van den brandenden volkaan, die onder hunne voeten dreigde los te barsten.
Intusschen voer men voort met vrouwen en kinderen te ontschepen, maar was verpligt, dezelve twee aan twee te binden, en ze alzoo met touwen van den voorsteven te laten zakken, dewijl de booten, bij derzelver terugkomst, niet meer tot aan het schip konden naderen. Ten gevolge der heftige slingering, en der overgroote moeijelijkheid, om het juiste oogenblik waar te nemen, dat de boot zich bevond onder hen, die men in dezelve wilde nederlaten, werden eenigen onvermijdelijk, herhaalde keeren, in de golven gedompeld. Niet ééne vrouw, echter, kwam daarbij om; maar het was een hartbrekend schouwspel, getuige te zijn, hoe verscheidene kinderen daarvan het slagtoffer werden, en van de wanhoop van derzelver ouders, die zulks voor hunne oogen zagen gebeuren.
Eindelijk kwam het oogenblik, dat een zeker getal soldaten in de booten werd toegelaten, te gelijk met de vrouwen. Geen van hen had deze vergunning voorzien; maar, in hunne drift om daarvan gebruik te maken, wierpen verscheidenen zich boven van het boord, en verdronken. Een van dezen bereikte de boot, en hief de hand op, om zich aan dezelve vast te klemmen, toen, door een' plotselingen schok, de voorsteven hem tegen het hoofd sloeg, en hij oogenblikkelijk verdween.
Onder de trekken van onderwerping en edelmoedigheid, die dit akelig tafereel opleverden, merkte men treffende en herhaalde proeven op van ouderlijke liefde, kinderlijke vroomheid en edelaardige vriendschap. Drie of vier soldaten, ten
| |
| |
einde hunne vrouwen van een gedeelte van haren last te ontheffen, sprongen in zee, bevracht met eenigen hunner kin deren, en kwamen om, terwijl zij dezen poogden te redden. Eene jonge dame, welke volstandig geweigerd had haren vader te verlaten, dien de eer aan zijn' post verbond, was op het punt van hare verknochtheid met haar leven te boeten, niet in de boot kunnende geraken, dan na vijf of zes onderdompelingen. Een ander persoon, zich in het verschrikkelijk uiterste geplaatst vindende, om óf zijne vrouw óf zijne kinderen op te offeren, verklaarde zich, na een' korten, maar bangen strijd tusschen huwelijks- en vadermin, voor de eerste: de vrouw werd gered, maar zijne vier arme kinderen schenen aan den dood gewijd: dan, een soldaat van een edel voorkomen, en met reuzenkracht begaafd, die, hoewel noch echtgenoot noch vader, den grootsten ijver betoonde in het behoud van anderer vrouwen en kinderen, deed drie van de vier kleine ellendigen aan zich vastbinden, en sprong met hen in zee; maar hij kon de boot niet bereiken, en men was genoodzaakt, hem weder op het schip te trekken: twee der kinderen waren dood. Een man stortte in een der luiken, hetwelk in volle vlam stond; een' ander' werden de lenden zoo geheel verbrijzeld, dat hij, in zee stortende, in tweeën gevouwen scheen. Maar het was niet alleen bij het afsteken, dat de overtogt van het eene schip naar het andere gevaar opleverde. Een man viel tusschen de brik en de boot, en het horten derzelven vermorzelde hem het hoofd; terwijl verscheidenen omkwamen in hun pogen, om de Cambria van ter zijde te beklimmen.
Naardien de nacht naderde, en de viammen zich met snelheid uitbreidden, werd het dringend noodzakelijk, de ontruiming van het schip te bespoedigen Te dien einde bevestigde men een touw aan het uiteinde van de gijk, langs hetwelk de manschap kroop tot aan het touw, waarvan men zich bediende om af te dalen. Op deze wijze moet zich het meerendeel des volks hebben gered, hoewel met vele moeite en gevaren; maar verscheidene soldaten, het niet durvende wagen zich aan het touw neder te laten, verkozen liever zich in zee te werpen door de vensters van den achtersteven, de voorkeur gevende aan het veel grooter gevaar, om de booten al zwemmend te bereiken.
Toen nu het grootste gedeelte der matrozen en soldaten het schip had verlaten, kwam de beurt, bij opvolging, aan de
| |
| |
officieren, gekenmerkt door de verwonderlijkste geregeldheid. Geene uitstalling van bravoure, geene zwakheid, geen ongeduld! Met de bedaardheid en welvoegelijkheid van mannen, die het gevaar zagen zonder het te vreezen of te verachten, daalde elk op zijne beurt af, en zij, die het eerst vertrokken, gaven het voorbeeld van koelbloedigheid, moed en ondergeschiktheid.
Maar onder al die dapperen stak hun opperhoofd, kolonel fearon, boven allen uit. Te midden der onderscheidene pligten, welke hij als bevelhebber, echtgenoot en vader te vervullen had, verloochenden zich zijne tegenwoordigheid van geest en zijne bekwaamheid geen enkel oogenblik, maar schenen zich bestendig te vereenigen, om aan anderen dezelfde kracht en dezelfde gelijkmoedigheid mede te deelen. Onafgebroken wist dit wakker opperhoofd zijn gezag te handhaven, en niet één zijner onderhoorigen bleef in gebreke hetzelve te eerbiedigen.
In weerwil van al de wanorde, onafscheidelijk van dusdanige omstandigheden, bleef de zedelijkheid van den soldaat onberispelijk. Onder andere bijzonderheden, welke ik ter bevestiging hiervan zou kunnen bijbrengen, wil ik alleen de twee volgende, als daadzaken, vermelden. Men beval, dat al de zich aan boord bevindende manschap zich een touw om den middel zou binden. Terwijl elk zich met deze voorzorg bezig hield, werd ik verrast - ik had bijkans gezegd vermaakt - door de zeldzame kieschheid van een onzer lersche recruten, die mij riep, om mij te zeggen, dat hij niets vond dan een touw, behoorende tot de hut eens officiers, en mij te vragen, of het hem vergnnd ware, dat hij zich hetzelve toeëigende en er zich van bediende! Een enkele trek strekke voorts ten bewijze van het vermogen, hetgeen, ondanks zoo veel lijden, de subordinatie en het gevoel des eerbieds, aan hunne officieren verschuldigd, nog steeds vermogten op onze arme soldaten. Tegen den avond, toen de sombere groepen, uitgeput van vermoeijenis, angst en honger, lijdelijk aan den achtersteven gezeten, door een' ondragelijken dorst begonnen gekweld te worden, ontdekten eenigen bunner, bij geval, eene korf met sinaasappelen. Door een gemengd gevoel van eerbied en liefde gedreven, hetgeen men in dusdanige omstandigheden niet zou verwacht hebben, wilden deze brave lieden de vruchten niet aanraken, welke
| |
| |
hun eene zoo gewenschte lafenis beloofden, vóór dat zij hunnen officieren een deel derzelven hadden aangeboden.
Toen de zon was ondergegaan, en bij het vallen van den schemeravond, greep eene zonderlinge omkeering plaats in den geest van het klein getal matrozen en soldaten, die zich nog aan boord bevonden. Het zoo natuurlijk ongeduld om hetzelve te verlaten, dat, hoewel bedwongen, niet had opgehouden, gedurende den dag, hen te folteren, verwisselde nu allengskens in een' sterken wederzin om van het schip te gaan. De avond gekomen zijnde, kostte het veel moeite, hen te bewegen, zich aan het gevaar bloot te stellen, dat er gelegen was in zich naar de brik te begeven. Dit ging zelfs zoo verre, dat de officieren, die, uit grondbeginsel handelende, openlijk verklaard hadden de laatsten te zullen zijn, zich verpligt zagen het voorbeeld te geven in het vertrek.
De kapitein cobb, getrouw aan zijn onwrikbaar besluit, om het schip, zoo het mogelijk ware, niet dan met den laatsten man te verlaten, en in zijne edelmoedige bezorgdheid voor het behoud van alle de levens, aan zijne zorgen toevertrouwd, weigerde in de boot te gaan, zoo lang hem eenige hope overbleef, om de weinige manschap, die hij nog rondom zich had, en die de moedeloosheid van alle ziels. en ligchaamskracht scheen beroofd te hebben, te bewegen om vóór hem te gaan. Maar, ziende dat alle zijne vermaningen vruchteloos waren, bij het donderen der kanonnen, die in het ruim losbrandden, waarin zij, het een na het ander, nederstortten, vermeende de dappere bevelhebber, na eene zoo lange en zoo moeijelijke taak roemrijk volbragt te hebben, dat het hem ten laatste geoorloofd was, op eigen lijfsbehoud bedacht te zijn; en, het touw grijpende, dat het uiteinde van de gijk verbindt met de kruissteng, slingerde hij zich over de onzinnigen henen, die hardnekkig volhardden om op de gijk achter te blijven, en wierp zich in de golven.
Ik zal dit treurig verhaal besluiten met te vermelden, dat nieuwe doodsangsten de ongelukkige schipbreukelingen op de Cambria vervolgden. De buitengewone heftigheid van den wind, die niet bedaarde, deed het scheepje derwijze overhellen, dat eene der zijden bijkans onder water was. De zee brak woedend en onophoudelijk op het dek, zoodat men de zeilen der luiken niet konde opligten, dan alleen in de tusschenpoozing van den wederkeer der baren, ten einde hen
| |
| |
voor algeheele verstikking te behoeden, die zich in het ruim bevonden, en aldaar zoo opeengetast waren, dat de damp, door hunne ademhaling en uitwaseming veroorzaakt, voor eenige oogenblikken de vrees deed ontstaan, dat er brand was in het schip. Intusschen deden de kapitein, de passagiers en de equipage van de Cambria, ten aanzien van de menigte half naakte ongelukkigen, waarmede de brik was opgepropt, alles, wat de menschelijkheid kon inboezemen, - alles, wat zulk eene ophooping van menschen in zoo beperkte ruimte slechts vergunde. |
|