Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1826
(1826)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEenige bedenkingen omtrent het bestaan der pausin Johanna.Bij de beoordeeling van het werk van j.a. llorente, de Paussenals tijdelijke Vorsten en Opperhoof den der Kerk beschouwd, waarvan eene vertaling te Franeker in 1824 is uitgekomen, geeft de Recensent in dit geacht Maandwerk (zie Boekbesch. No. I) zijne verwondering te kennen over hetgeen llorente, t.a.p. bl. 305-316, te boek stelt omtrent de Pausin johanna, welker aanwezen de Steller dier recenfie vooronderstelt, dat eene volstrekt bewezene fabel is, waaraan thans niemand meer eenig geloof hechten zal. Tot staving van dit gevoelen, verwijst men den Lezer naar venema en anderen. Het is mijn oogmerk niet, om het verhaal van llorente omtrent deze beruchte zaak in al deszelfs bijzonderheden te verdedigen, noch ook om in het strijdperk te treden over een weinig behagelijk onderwerp. Doch, bij het nazien mijner aanteekeningen, vond ik daarin het een | |
[pagina 211]
| |
en ander, dat, als minder algemeen bekend, misschien van eenig belang kan zijn, na al hetgeen hierover reeds geschreven en getwist is, en waaruit althans blijken zal, dat er nog geene genoegzame reden is, om het bestaan van eene Pausin geheelenal te ontkennen; terwijl men, met mosheim en schröckh, de zaak, op het hoogst genomen, voor onbeslist mag houden. De Heer llorente volgt bijna geheel het verhaal en de bewijsvoering van f. spanheim, van wiens werk, de Papa foemina inter Leonem IV et Benedictam III, eene welgeschrevene Fransche vertaling door jaques lenfant en a. des vignoles in 1736 bezorgd is. In dit werk heeft men reeds volkomen bewezen, dat, lang vóór de Reformatie, deze gebeurtenis algemeen geloofd, en toen door geen Schrijver opzettelijk wederlegd is. Doór geheel Europa, en voornamelijk in Italië, was dezelve verspreid en bij het volk aangenomen. Nu is het opmerkelijk, dat, bijaldien het gansche verhaal een verzonnen sprookje is, men geen waarschijnlijken grond voor deszelfs eerst ontstaan kan opgeven. Men is buiten staat aan te wijzen, hoe zulk eene aanstootelijke en, naar het toenmalig volksbegrip, Godslasterlijke geschiedenis ooit heeft kunnen verdicht worden, zonder het hevigst misnoegen bij Kerkvergaderingen en Kerkoversten te verwekken. De geringste afwijking van de Kerkleer werd met tijdelijke en eeuwige straffen bedreigd. Geen banvloek, daarentegen, trof ooit hen, die, vóór de Hervorming, dit gruwelstuk geloofden en verspreidden. Wat meer is, men rigtte standbeelden op ter vereeuwiging van hetzelve; men sprak van hetzelve openlijk in Kerkvergaderingen en ten aanhoore van de Paussen, zonder dat eenig openbaar teeken van afkeuring daarop volgde. Joannes gerson, Kanselier van de Hoogeschool te Parijs, zegt uitdrukkelijk, in eene Leerrede, in 1404 uitgesproken te Tarascon, in tegenwoordigheid van den Paus benedictus XIII: ‘dat de Kerk bedrogen geweest is, toen zij, gedurende een' langen tijd, eene Vrouw als | |
[pagina 212]
| |
Paus vereerd heeftGa naar voetnoot(*).’ De Kerkvergadering van Konstanz heeft een dergelijk gezegde geduldig aangehoord, toen johannes huss zich op de regering der Pausin beriep, ten einde te bewijzen, dat de Kardinalen in hunne kerkelijke bijeenkomsten dikwerf aan bedrog en zonde onderhevig warenGa naar voetnoot(†). Terwijl men hevig tegen hem uit voer, wegens stellingen of bewoordingen van eenen veel minder bedenkelijken aard, liet men hem deze een en andermaal uitspreken, en zij werd onder de punten van beschuldiging niet opgenomen. Hetgeen mij over het standbeeld van johanna te Siena is voorgekomen, is mede zeer opmerkelijk. De Toskaansche stad Siena mogt acht Paussen onder hare burgers tellen. Die eer werd haar hoog aangerekend; en gedeeltelijk ter vereeuwiging daarvan had men in de prachtige Hoofdkerk de standbeelden geplaatst van de Paussen en anti-Paussen, beginnende met den H. petrus en eindigende met hadrianus IV. Deze beelden, 170 in getal, waren aldaar opgerigt in het jaar 1400Ga naar voetnoot(‡). Onder dezelve trok dat der Pausin johanna langen tijd aller oogen tot zich. Zij bleef in het ongestoord bezit van haren rang tot in het begin der XVIIde eeuw, onder de regering van Paus clemens VIII: toen eerst, en wel in het jaar 1600, werd de naam van johanna, waarmede het standbeeld prijkte, in dien van Paus zacharias veranderd, en de vrouwelijke trekken onkenbaar gemaakt, ten einde een mannelijk gelaat te doen uitkomen. In dien staat zag de beroemde j. launoy hetzelve nog in 1634Ga naar voetnoot(§). Weldra, echter, oordeelde men | |
[pagina 213]
| |
ook dezen maatregel ongenoegzaam, om de ergernis geheel uit te wisschen. Althans ant. pagius verhaalt, dat hij, in 1677, bij zijn verblijf te Sienna, te vergeefs naar dit beeld zocht. Een der oudste Kanoniken van de Hoofdkerk wees hem, met veel geheimzinnigheid, de plaats aan, alwaar de befaamde beeldtenis gestaan had, die ten tijde van alexander VII geheelenal gesloopt en tot gruis verbrijzeld wasGa naar voetnoot(*). Ook te Rome hielden niet alleen het volk, maar ook de eerste beambten van het Pauselijk Hof, deze geschiedenis voor waar, of durfden dezelve althans niet openlijk tegenspreken. Hierop doelt de bekende b. platina, Boekbewaarder van het Vatikaan, in zijn werk de vita et moribus Pontificum, opgedragen aan Paus sixtus IV, zijnen weldoener en beschermerGa naar voetnoot(†). In hetzelve komt johanna voor als de 106de Paus: hare levensgeschiedenis wordt vrij uitvoerig geschetst. Het scheen hem, zegt hij, ongeraden, dit verhaal over te slaan, ne obstinate nimium et pertinaciter omisisse videar, quoe fere omnes affirmant: erremus etiam nos hac in re cum vulgo, quum appareat ea, quoe dixi ex his esse, quoe fieri posse credunturGa naar voetnoot(‡). Dezelfde Schrijver wil daarbij niet ontkennen, dat, bij den optogt der Paussen naar de Lateraansche Hoofdkerk, men met opzet van den regten weg afweek, ten einde de plaats niet voorbij te gaan, alwaar dit ergerlijk feit voorviel. De gewoonte, om deze beruchte straat zorgvuldig te vermijden, had voorheen kracht van wet bij het Pauselijk Hof. Dit wordt onder anderen bevestigd door hetgeen men leest bij burcardus, Ceremoniemeester van de Kapel der Paussen, van sixtus IV tot julius II. In het dagverhaal van dien, naar het schijnt, aanzienlijken Ambtenaar, hetwelk in Handschrift bewaard wordt op de Koninklijke Bibliotheek te Parijs, teekent | |
[pagina 214]
| |
burcardus op, ‘dat Paus innocentius VIII, op den 27 December 1486, van de Kerk van S. Jan van Lateraan terugkeerende, te paard de straat doorreed, alwaar het standbeeld van johanna, hare bevalling voorstellende, gestaan had, en dat men den Kerkvoogd deze inbreuk op de etiquette zeer euvel nam.’ De Aartsbisschop van Florence en vele andere Prelaten gaven hunne verontwaardiging zeer luid te kennen. Slechts één Bisschop verbood den Ceremoniemeester daarvan te spreken, ‘daar de zaak naar ketterij rookGa naar voetnoot(*).’ Bayle en andere Schrijvers hebben in twijfel getrokken, of martinus polonus, Penitentiarius van Paus nicolaus III, en Aartsbisschop van Gnesen, uit de XIIIde eeuwGa naar voetnoot(†), deze geschiedenis inderdaad verhaald hebbe, wijl men eenige vervalsching in de weinige Handschriften, daarvan voorhanden, vermoedde. Ook deze twijfel kan thans niet meer bestaan. Op de genoemde Parijsche Bibliotheek vindt men 19 Handschriften, uit de XIV en XVde eeuwen, van de Flores Chronicorum, door bernard guidonis, tijdgenoot van martinus, geschreven, waarin deze de eigene woorden van martinus polonus herhaalt, en met hem instemt in de reden, waarom men in de gewone Chronologische lijsten van de opvolging der Paussen den naam van johanna niet ontmoetGa naar voetnoot(‡). Bij de vermelding van deze daadzaak voegt de Heer de brequigny, een beroemd Fransch Geleerde, de namen van meer andere Schrijvers, die vóór martinus polonus hetzelfde verhaald hebben, en wier getuigenis niet in ééns door eene magtspreuk mag verlamd wordenGa naar voetnoot(§). Mij vergenoegende met te verwij- | |
[pagina 215]
| |
zen naar het werk van dien Roomschkatholijken Geleerde, wil ik nog slechts herinneren, hoezeer de toenmalige gesteldheid van het Kerkelijk gezag te Rome, de gruwelijke zedeloosheid der Geestelijken, en de onheilige handelingen, die bij de benoeming van de Opperhoofden der Kerk plaats grepen, de onwaarschijnlijkheid wegnenien, welke in den eersten opslag tegen de verkiezing van eene Vrouw tot Paus pleiten moet. De IX en Xde eeuwen leveren menigvuldige voorbeelden op van schaamtelooze bedriegerijen, door Kardinalen en Kerkoversten gepleegd. Wie weet niet den invloed, welken marocia, de Gemalin van adelbert, Markies van Toskanen, en de Geliefde van Paus sergius III, op het Kerkelijk Bestuur tegen het einde der IXde eeuw verkreeg? Sergius verwekte bij haar eenen Zoon, johannes genaamd. Dezen wist theodora, de Zuster van marocia, waardige navolgster van alle messalina's uit vroegeren en lateren tijd, eerst tot Aartsbisschop van Ravenna te verheffen, en daarna, door hare strafbare verbindtenissen, tot Opperhoofd der Kerk te doen kroonen. Marocia en theodora voerden toen eenigen tijd eene onbepaalde heerschappij over Rome. Gansch Italië en velen uit de Geestelijkheid klaagden luid over de geweldenarijen dezer Vrouwen. De eerwaardigste ambten werden verkocht, of ten prijze van teugellooze ontucht weggegeven; en bij de losbandigheid, die toen met alle wetten van orde en zedelijkheid den spot dreef, was het waarlijk niet onmogelijk, dat de eene of andere heerschzuchtige bedriegster tot de eerste eerambten in de Kerk wist op te treden. - Men treft daaromtrent bij den Kardinaal baronius een gezegde aan, waarmede ik deze weinige bedenkingen sluiten wil. Men houde het mij ten beste, dat ik de onstichtelijke passage onvertaald lateGa naar voetnoot(*)! Hac pessima foemina (theodora) dominium urbis est consecuta, possidens arcem, illudque in posteros propagare curavit, filias prostituens Pontisicibus, sedis Apos- | |
[pagina 216]
| |
tolicoe invasoribus et Tuscioe Marchionibus, ex quibus tantarum invaluit meretricum imperium, ut pro arbitrio legitime creatos dimoverent Pontifices et violentos ac nefarios homines illis pulsis intruderent.
G.H.M.D. R........ |
|